DOI: 10.5553/BenM/138900692024051002006

Beleid en MaatschappijAccess_open

De blinde vlek

Institutionele witheid

Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Shivant Jhagroe. (2024). Institutionele witheid. Beleid en Maatschappij (51) 2, 193-197.

    The most relevant part of a discussion is not what is discussed but what cannot be spoken of. The real taboos are those for which it is taboo to call them taboos. The status quo defines itself as non-ideological while denouncing any challenge to itself as radical. Therefore the column ‘De blinde vlek’ frames the framers, politicizes the status quo and articulates what is not heard of.

Dit artikel wordt geciteerd in

      Toen ik een tijdje geleden een korte lezing gaf tijdens een programma in een dierentuin, liep ik langs een apenrots. Wat overduidelijk een jolige vaderfiguur van een witte familie was, riep al grappend: ‘Kijk, dat lijkt net de Bijlmer!’ Lachen, gieren, brullen. Mijn lezing ging nota bene over een rechtvaardig perspectief op de relatie tussen mensen en dieren. Racisme gaat over alledaagse ontmenselijking, maar vindt ook plaats op institutioneel niveau. Het is geen nieuws dat veel politiekorpsen al jaren in de maag zitten met onverbloemd racisme en islamofobie onder eigen personeel. Politiechef Martin Sitalsing gaf toe dat er een ‘structureel probleem’ bestaat binnen de politieorganisatie. Dit heeft gevolgen voor interacties met burgers en de zogenoemde neutraliteit van de staat. Ook houdt de marechaussee nog steeds mensen staande op basis van ‘etnische profielen’, terwijl de rechter dit per februari 2023 heeft verboden. En wat te denken van de witte klimaatelite die vooral de vruchten plukt van groene energiesubsidies en de laadpalen voor elektrische auto’s – die eigenlijk bedoeld zijn ‘voor iedereen’. Telkens gaat er iets grondig mis.

      Nationale onderzoeksinstituten zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid rapporteren al jaren over hoe overheidsbeleid mensen van kleur benadeelt. Nederlanders van kleur hadden al die onderzoeksrapporten natuurlijk niet nodig, het was vooral bedoeld voor de witte politiek-bestuurlijke wereld. De vragen die bij mij opkomen zijn dan: Waarom bleef institutioneel racisme eigenlijk zo lang onzichtbaar? Hoe verhouden goedbedoelde initiatieven op het gebied van diversiteit en inclusie zich tot diepere systeemkritiek? En welke rol speelt witheid daarbij? Laat ik voorop stellen dat er vaker aandacht aan dit thema besteed is in Beleid en Maatschappij, dat is waardevol. Ik hoop bij te dragen aan het denken hieromtrent door nadruk te leggen op institutionele witheid.

    • Instituties en witheid

      Recentelijk liet het ministerie van Binnenlandse Zaken nog onderzoeken ‘of er institutioneel racisme’ plaatsvindt binnen de eigen organisatie. Het antwoord? Ja. Medewerkers ervaren zelf – of zijn getuige van – racisme dat plaatsvindt tussen collega’s onderling, maar ook richting burgers. Binnen de Rijksoverheid ervaart maar liefst 29 procent (in 2023) van de werknemers met een ‘niet-Europees herkomstland’ racisme. De cijfers liegen er niet om. Als een overheid haar eigen burgers – maar dus ook eigen werknemers – racialiseert en benadeelt, moeten alle alarmbellen klinken. Welnu, het is usance in de polder om in de oplossingskramp te schieten en per direct meer nationale coördinatoren en staatscommissies in te stellen. Laten we aan de slag gaan met racial bias awareness en active bystander training. Jazeker, dat is allemaal belangrijk, maar een dieper besef en begrip van het probleem is minstens even urgent.

      Instituties zoals het huwelijk en de rechtsstaat bevatten historisch gegroeide waarden en normeren het sociale leven. Echter, politieke en publieke instituties worden vaak liberaal verbeeld en beschouwd: als ‘lege hulzen’ die gevuld worden met de dan geldende opvattingen. De minister-president, politieagenten en beleidsprofessionals moeten vooral ‘kleurenblind’ zijn. Het idee is dat de overheid neutraal is en Vrouwe Justitia oordeelt zonder aanziens des persoons. Mooi principe, maar precies dat idee versterkt en verhult ongelijkheid. Zoals socioloog Nirmal Puwar stelt, er is een witte liberale norm die veronderstelt ‘[that] bodies do not matter and that positions are constituted in neutered, natural, colourless terms’. Echter, geracialiseerde lichamen doen er wél toe. Bovendien is wit óók een kleur en verstrengeld met institutionele macht. Ministeries, universiteitsgebouwen, musea en participatieavonden, maar ook natuurparken en winkelcentra zijn allemaal gemarkeerd met witte normen over wat acceptabele uitspraken en gedragingen zijn. Deze witte codes maken het mogelijk dat een racistisch apengrapje ‘mag’ in de dierentuin, en dat etnisch profileren door marechausseepersoneel (hoewel verboden) toch nog ‘kan’.

      U zult denken, maar institutioneel racisme wordt nu toch vaker erkend en besproken? Ja, en dat is goed. Maar we moeten de relatie met witheid beter uitpluizen. Witheid is namelijk een strategische blinde vlek. Institutioneel racisme is verweven met hoe witheid meespeelt in het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van diensten (bijvoorbeeld met burgerprofielen, subsidieregelingen). Ervaringen en perspectieven van mensen van kleur zijn hooguit een bijzaak. De schrijver Paul Kivel geeft een mooie definitie: ‘Whiteness is a constantly shifting boundary separating those who are entitled to have certain privileges from those whose exploitation and vulnerability to violence is justified by their not being white.’ We moeten het dus begrijpen als gewelddadige markeerstift die publieke instituties intern hanteren richting eigen medewerkers (overheidspersoneel), maar ook extern richting burgers (via beleidspraktijken en de politie). Of zoals het College voor de Rechten van de Mens zich retorisch afvroeg: ‘Is het echt zo dat een startende ondernemer met een Arabisch klinkende achternaam even gemakkelijk een lening kan afsluiten als mevrouw Van Dijk of meneer Smit?’

      Institutionele witheid is een machtsinstrument waarmee organisaties alledaags racisme camoufleren, legitimeren en normaliseren. Gloria Wekker heeft het in deze context ook over de ‘paradox van witte onschuld’: het bestaan van racisme en de gelijktijdige ontkenning ervan. Dat werkt immuniserend en als een kogelvrij vest: ‘nee, we doen niet aan kleur en racisme, we zijn neutraal en allemaal gelijk’. Institutionele witheid biedt conceptuele ruimte en zoeklicht omdat het ons helpt het verschil tussen gelijke behandeling op papier en ongelijke behandeling in de praktijk te verklaren (‘kansen’ op de arbeidsmarkt, of ‘aandacht’ van de Belastingdienst).

    • Koloniale doorwerking

      Met mijn achtergrond in bestuurskunde en geschiedenis – die ik graag remix met andere disciplines – situeer ik fenomenen graag in historisch perspectief. Institutioneel racisme en witheid hebben namelijk een lange geschiedenis via kolonialisme (vér voor de belangrijke Black Lives Matter-protesten). Besturen op basis van geracialiseerd onderscheid waren namelijk kernprincipes van het Nederlandse kolonialisme – zeg ik ook met mijn Surinaams-Hindostaans-Nederlandse achtergrond. Wat veel mensen wellicht niet weten, is dat Nederland in meer dan veertig landen kolonies had vanaf het jaar 1600 (en dat is geen compliment). De Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie bekostigden koloniale handelsreizen om Europese lichamen van comfort te voorzien met kruiden, suiker en thee. Namens de regering konden deze koloniaal-kapitalistische projecten handelsmonopolies creëren en geweld uitoefenen. Hierbij werden tot slaaf gemaakten (uit Afrika) en gedwongen contractarbeiders (uit Azië) beschouwd als niet-wit, minderwaardig en dus uitbuitbaar voor plantagekapitalisme. Kortom, witheid functioneerde als koloniale techniek die geracialiseerde hiërarchie en geweld legitimeerde.

      Deze koloniale rationaliteit staat niet los van huidige overheidspraktijken rond bijvoorbeeld migratiebeleid, etnisch profileren en het belastingschandaal. Om Gloria Wekker te parafraseren, 400 jaar kolonialisme werkt door via een ‘wit cultureel archief’ dat diep is verankerd in de witte normen die de staat impliciet hanteert. Interessant is vooral hoe de gewelddadige koloniale geschiedenis actief ‘tot verleden’ word gemaakt via liberale principes van gelijkheid en rechtsstatelijkheid. De architectuur van een moderne liberale rechtsstaat en formeel burgerschap – waarin iedereen gelijk is voor de wet – is cruciaal voor koloniale amnesie. Blijkbaar zijn liberalisme en witheid twee zijden van dezelfde munt. Het ongeschreven narratief gaat zo: de koloniale geschiedenis stopt zodra we een moderne overheid en burgersamenleving hebben. Koloniaal verleden? Ach, dat zou een waarlijk liberale samenleving enkel belemmeren.

    • Systeemkritiek

      Goed, zijn er lichtpuntjes? De opkomst van initiatieven rond diversiteit, inclusiviteit en gelijkwaardigheid waarbij organisaties werken aan bewustwording en verandering is welkom. Echter, in hoeverre verandert dit daadwerkelijk de witte dominante cultuur? Judi Mesman laat met haar recente rapport Leiderschap in Kleur zien dat zodra mensen van kleur hogerop komen in de (semi)publieke sector, ze zich conformeren aan witheid. Zo gaf een respondent aan dat zij/hij er altijd ‘netjes moet uitzien’ en ‘zichzelf heeft aangeleerd om hele dure woorden te gebruiken’. Dat is herkenbaar. Hoewel ikzelf niet graag en vaak ‘hele dure woorden’ gebruik, kan ik beamen dat het gebruik van nette kleding en taalgebruik mij het cultureel kapitaal verschaffen in witte ruimtes om een equal partner te worden. Zelfs bij de witte bakker om de hoek betrap ik mezelf er soms op luider en eloquenter te spreken. Eigenlijk té eloquent voor het kopen van een ‘bruin volkoren brood’. Hoewel de bakker gewoon geld aan mij verdient, denk ik dat ik door deze code switching meer sociale legitimiteit krijg. Ironisch genoeg bevestig ik hiermee juist een witte norm.

      Voor Mesman is het belangrijk dat je voorbij gaat aan het aanstellen van een ‘leider van kleur’ of met ‘anti-biastraining voor sollicitatiegesprekken’. Nee, het moet een diepe zelfreflectie zijn waarmee je ‘vanzelfsprekendheden binnen de organisatie ter discussie stelt’. Voor Nirmal Puwar is dit bevragen en onderbreken van witte codes een vorm van wat ze noemt space invading. Zo kan witheid zichtbaar en bespreekbaar worden gemaakt. En dat gaat voorbij aan de uitdijende diversiteitsindustrie, met overigens opvallend veel witte experts die gaan voor behapbare modellen. Want hoe goedbedoeld ook, ik vind het tenenkrommend te zien hoe Black Radical Feminism intellectueel wordt toegeëigend en verteerbaar gemaakt met een ‘vinkjeslijst’.

      Institutionele witheid adresseren past niet in de rechtse zeitgeist, juist daarom is het zo belangrijk. Het is niet alleen een blinde vlek, maar een systeemtaboe. De electorale ruk naar rechts en het vooruitzicht op een extreemrechts kabinet stemmen niet hoopvol. Eerder dit jaar liet informateur Ronald Plasterk doorschemeren dat het zijn opdracht was het ‘waarborgen van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat’. Dat was – en is – een heikel punt, omdat het de ‘kern van de PVV raakt’. Eén ding valt me op: de PVV is wél eerlijk over de politieke relatie tussen witheid en de liberale rechtsstaat. Voor Geert W. moet de overheid vooral werken voor ‘echte’ – dat wil zeggen witte – Nederlanders. Veel andere partijen proberen nog vast te houden aan het idee dat de liberale rechtsstaat juist een tegenhanger is van racisme, immers ‘iedereen is gelijk voor de wet’. Maar in Nederland gaan gelijkheid de jure en ongelijkheid de facto prima samen.

      Witheid is als de spreekwoordelijke olifant in de kamer – en niet alleen in de Tweede Kamer. Het is opvallend dat de regering Russisch geweld tegen Oekraïne (meer dan 10.000 burgerdoden) met de scherpste bewoordingen afkeurt, maar Israëlisch geweld tegen Gaza (meer dan 40.000 burgerdoden) feitelijk steunt en goedpraat. Dat is ook witheid: Israëlische en Oekraïense levens hebben simpelweg meer waarde dan Palestijnse levens. Dit frappeerde me ook toen de Amsterdamse burgemeester Halsema onlangs liet weten dat er op 4 mei geen plek is om het over Palestina te hebben. Dezelfde burgermoeder verwees in 2022 expliciet naar de Oekraïne-oorlog in haar speech. Ze zei: ‘er is weer oorlog op ons continent’. Met het woordje ‘ons’ is alles gezegd. Paul Kivel indachtig wordt hier een harde witte knip gemaakt tussen degenen die aandacht en bescherming verdienen en ‘Anderen’.

      Onderzoekers die dit lezen, zullen denken: mooi verhaal, maar ik doe gewoon onderzoek. Laten we niet vergeten dat het Instituut Wetenschap ook kampt met witheid. Met Puwar zou ik stellen dat witheid ook een rol speelt in de academie, in de geritualiseerde thema’s, perspectieven, concepten en methoden die we gebruiken en onze studenten meegeven. Bovendien heeft institutionele witheid nog weinig aandacht in onderzoek naar politiek en beleid. Want hoe witheid wordt geuit, ingezet en bevraagd in het bestuurlijke en publieke domein, is een wetenschappelijke blinde vlek. Dat is jammer en zorgelijk, maar ook een uitnodiging. Laten we vooral (zelf)kritisch onderzoek doen naar witte normen die te lang onzichtbaar zijn gebleven, van de dierentuin en de bakkerij tot vigerende beleidscategorieën en de intellectuele schouders waarop we staan.

    • Literatuur
    • Kivel, P. (2017). Uprooting racism: How white people can work for racial justice. ­Gabriola Island: New Society Publisher.

    • Puwar, N. (2004). Space invaders: Race, gender and bodies out of place. Oxford: Berg ­Publishers.

    • Wekker, G. (2016). White innocence: Paradoxes of colonialism and race. Durham: Duke ­University Press.


Print dit artikel