DOI: 10.5553/BenM/138900692024051001004

Beleid en MaatschappijAccess_open

Essay

De herstructurering van het Nederlandse partijenstelstel en het links-conservatieve gat

Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
André Krouwel, Roan Buma en Nick Martin. (2024). De herstructurering van het Nederlandse partijenstelstel en het links-conservatieve gat. Beleid en Maatschappij (51) 1, 56-65.

    In this feature authors make a point about a socially relevant theme, building on or relating to existing scientific literature. The author may report on empirical work, but this is not required; the essay does not have to rely on its own data collection or material.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • Het rechtse establishment weggevaagd

      In Nederland hebben rechtse en religieus-conservatieve politieke partijen structureel de meerderheid in het parlement, met een links-progressief blok tegenover zich. Het lukte links-progressieven af en toe om regeringsdeelname af te dwingen, maar de meeste regeringen in ons land hebben een centrumrechtse signatuur. Recente verkiezingen hebben laten zien dat het Nederlandse politieke stelsel niet langer wordt gekenmerkt door deze rechts-conservatieve versus links-progressieve tegenstelling. De belangrijkste opponenten van het centrumrechtse blok zijn nu de populistische partijen. De verzwakking van links kon niet worden gekeerd met een alliantie van GroenLinks en PvdA. Bij de parlementsverkiezingen op 22 november 2023 werd de Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders de grootste partij, waardoor voor het eerst het monopolie van de grote drie – CDA, VVD en PvdA – werd doorbroken en de mogelijkheid is ontstaan voor de eerste populistisch geleide regering. Of Wilders daadwerkelijk premier wordt, hangt af van zijn vermogen om andere rechtse partijen over te halen zich bij zijn politieke project aan te sluiten door gematigdere en grondwettelijkere posities in te nemen over immigratie en de islam.

      De vervroegde verkiezingen in 2023 waren nodig na de val van kabinet Rutte IV, de uit vier partijen bestaande coalitieregering onder leiding van Mark Rutte, de langstzittende premier van Nederland. Rutte werd voor het eerst premier in 2010 en heeft sindsdien vier coalities geleid. Ruttes laatste coalitie viel na minder dan anderhalf jaar uiteen in juni 2023 door ‘onoverbrugbare verschillen’ over het migratiebeleid. Kort na zijn aftreden kondigde VVD-leider Rutte aan dat hij de landelijke politiek zou verlaten. Ruttes vierde kabinet, met daarin zijn liberale VVD (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), het progressieve D66 (Democraten ’66), de orthodox christelijke CU (ChristenUnie) en het centrumrechtse CDA (Christendemocratisch Appel), was vanaf het begin niet populair omdat veel linkse kiezers D66 hadden gesteund in de hoop dat de sociaal progressieven een andere coalitie zouden vormen dan de vorige. Tot chagrijn van zowel linkse als rechtse kiezers leidde de formatie in 2021 tot precies dezelfde regeringssamenstelling na maar liefst 299 dagen onderhandelen, het langste kabinetsformatieproces sinds de Tweede Wereldoorlog. Bovendien was deze kabinetsformatie zeer chaotisch van start gegaan en waren Rutte en zijn collega-ministers bezoedeld door tal van schandalen, met als meest in het oog springende het raciaal profileren van gezinnen die waren beschuldigd van fraude met kinderbijslag.

      Kiezers hadden hun onvrede met de zittende regering al sterk geuit bij de provinciale verkiezingen in mei 2023, waarbij ook de Eerste Kamer indirect wordt gekozen. De recent opgerichte partij BoerBurgerBeweging (BBB) had deze regionale verkiezingen gewonnen en werd de grootste partij in alle provincies en in de Senaat. Ruttes ministersploeg zag weinig heil in nog jaren doormodderen met deze sterke sociale en parlementaire tegenwind. De nostalgisch-populistische BBB was ontstaan als reactie op het onvermogen van Ruttes vierde regering om de gerechtelijke uitspraak dat de stikstofuitstoot moest worden verminderd om te zetten in beleid. Het voorstel om boeren uit te kopen stuitte op hevig verzet van boerengemeenschappen, die – vaak gewelddadige – protesten en wegblokkades organiseerden.

      Gefinancierd door de machtige agro-industrie, behaalde de BBB één zetel in 2021. BBB-leider Caroline van der Plas bleek een zeer effectieve stem van de ontevredenheid van het volk, die de ‘aanval op de boeren’ omlijstte met een nostalgisch-populistische retoriek over het verdwijnen van de traditionele Nederlandse cultuur, ‘onze’ manier van leven en landschap. Avond aan avond verkondigde Van der Plas deze ondergang van de Nederlandse cultuur in talkshows en zij werd beloond met een verpletterende overwinning, in sommige provincies met meer dan 30 procent van de stemmen. Een aantal maanden later – bij de Tweede Kamerverkiezingen – was deze aantrekkingskracht alweer grotendeels verloren gegaan. Deels door de nominatie van ex-CDA-parlementslid Mona Keizer als premierskandidaat, die haperde in interviews door gebrek aan economische kennis, maar vooral omdat de Nederlandse pers alweer een nieuwe held op het schild had gehesen: Pieter Omtzigt.

      Omtzigt had als CDA’er in 2020 een gooi naar het partijleiderschap gedaan. Opvallend, want in 2012 poogde de CDA-partijtop Omtzigt nog af te serveren door hem niet op de kandidatenlijst te zetten. Met een handtekeningenactie dwong Omtzigt alsnog de ‘onverkiesbare’ plek 39 op de lijst af en hij komt met voorkeursstemmen alsnog in de Tweede Kamer. Daar bijt hij zich vast in verschillende dossiers, waaronder dat van MH17 (waarbij hij een Russische propagandist uitnodigt voor een zaal vol familieleden van slachtoffers) en de toeslagenaffaire. Juist omdat Omtzigt zeer omstreden is binnen en buiten het CDA – in appjes tussen partijgenoten wordt hij voor ‘teringhond’ uitgemaakt – is hij al snel een lieveling van de pers. Het profiel van straatvechter die door de politieke elite ongewenst is, wordt bevestigd als Omtzigt in de CDA-leiderschapsverkiezingen door de CDA-top aan de kant wordt gezet ten faveure van Wopke Hoekstra en in de formatie van 2021, waarin zowel de VVD als het CDA Omtzigt een ‘functie elders’ toewenst. Na aanvankelijk thuis te hebben gezeten met een burn-out, richt Omtzigt vlak voor de verkiezingen toch een nieuwe partij op: Nieuw Sociaal Contract (NSC). De pers zet Omtzigt neer als de anti-establishment kandidaat en zijn partij staat al snel hoog in de peilingen.

    • Herschikking van het Nederlandse partijenstelsel

      Bij elke Nederlandse verkiezing sinds 2003 hebben kiezers hun onvrede met de gevestigde partijen geuit door zich tot radicale actoren te wenden. In 2006 was de radicaal-linkse Socialistische Partij (SP) met 16,6 procent van de stemmen het electorale vehikel van onvrede, en tussen 2010 en 2021 viel de mantel van onvrede toe aan Geert Wilders’ Partij voor de Vrijheid (PVV) en Thierry Baudets Forum voor Democratie (FVD). Maar tot de verkiezingen van 2023 had nog nooit een partij uit de radicale randen van ons politieke systeem de meeste stemmen behaald of meer dan 20 procent van de kiezers achter zich gekregen. Wanneer de 23,7 procent die de PVV behaalde wordt opgeteld bij de stemmen voor de anti-establishment en nieuwkomer NSC en de BBB steunde in 2023 maar liefst 42,3 procent van de Nederlandse kiezers partijen die expliciet kritisch staan tegenover het politieke establishment van het land. Dit keerpunt in de Nederlandse politiek leidde tot allerlei paniekreacties onder het politieke establishment in Nederland en andere Europese landen.

      De herschikking van het Nederlandse partijenstelsel is zichtbaar binnen het rechtse blok waar CDA en VVD niet langer de lakens uitdelen en het populistische blok nu domineert, dat terwijl het linkse blok nog nooit zo zwak is geweest. De herschikking op rechts werd veroorzaakt door de strategische misrekening en de electorale implosie van de centrumrechtse partijen die de vorige coalitie vormden. Die coalitie viel uit elkaar vanwege de VVD-wens om het migratieniveau te verlagen door gezinshereniging van asielzoekers te beperken. Na de ruzie over migratie maakten de partijen van de demissionaire coalitie de fout om de verkiezingen uit te vechten op het onderwerp dat het gunstigst is voor Wilders en zijn PVV. Deze aanvankelijke fout werd nog eens vergroot door de nieuwe VVD-leider, die aangaf dat haar partij open zou staan voor het vormen van een coalitie met Wilders. Historisch gezien volgen centrumrechtse partijen de strategie van ‘isoleren en imiteren’, waarbij ze populistische partijen uitsluiten van coalitiedeelname, maar tegelijkertijd hun standpunten over asiel en immigratie zo veel mogelijk overnemen. Door de deur open te zetten naar een coalitie met de PVV verdween een van de belangrijkste obstakels die kiezers die sympathiseerden met Wilders ervan weerhielden om op zijn populistische partij te stemmen. De steun voor de demissionaire coalitie smolt weg en daalde van 49,2 procent in 2021 naar slechts 27,9 procent in 2023.

      De ongekende electorale volatiliteit, het wisselen tussen partijen van kiezers, was nog nooit zo groot als in 2023. Tot aan de verkiezingsdag zelf twijfelde een historisch groot aantal kiezers nog over hun partijkeuze. Het verlies van de coalitiepartijen was eveneens historisch. D66, de op één na grootste partij in 2021, behield slechts 27 procent van haar 2021-kiezers. Het CDA verloor eveneens rond twee derde van zijn kiezers, ChristenUnie ruim 40 procent en de VVD meer dan een derde van haar kiezers. De winst van de PVV kwam vooral van rechts, van VVD’ers die overstapten, en ook voormalige kiezers van de radicaal-rechtse FVD en JA21 stroomden naar Wilders. Veel rechtse kiezers waren bovendien bevreesd dat de GroenLinks-PvdA-alliantie, geleid door Frans Timmermans, de grootste partij zou kunnen worden. Voor veel PVV-kiezers bleek hun keuze gemotiveerd te zijn door een aversie van het idee van Frans Timmermans als premier, met een strategische stem op Wilders als gevolg.1x www.volkskrant.nl/binnenland/nieuw-onderzoek-toont-aan-flitswinst-pvv-kwam-voort-uit-eigen-volk-eerst-gevoel~bb864eee/. Nieuwkomer NSC en de BBB trokken kiezers uit een breed deel van het politieke spectrum, maar vooral NSC trok kiezers van de vertrekkende coalitiepartners. De overstap van vele kiezers uit het politieke midden naar anti-systeempartijen betekende een fundamentele herschikking van de centrum- en rechtse partijen in het Nederlandse politieke systeem.

      Herschikking op links begon met de vorming van een historische electorale alliantie van de twee belangrijkste linkse partijen, GroenLinks en PvdA, die uiteindelijk faalden om de links-progressieve oppositie tegen radicaal-rechts te mobiliseren. In juli 2023 stemden de leden van PvdA en GroenLinks met een overweldigende meerderheid voor een gezamenlijk verkiezingsprogramma en een gezamenlijke kandidatenlijst. Door de ervaren sociaaldemocraat en Europees commissaris Frans Timmermans als leider te kiezen hoopte de alliantie links Nederland te verenigen rond een visie van een ‘sociaal en groen’ Nederland. In vergelijking met het resultaat van beide partijen in 2021 waren er 8 zetels winst en dus een gedeeltelijk herstel van het slechtste gecombineerde stemresultaat ooit van deze twee partijen in 2021, maar op links gingen ruim 20 zetels verloren. Het linkse blok – bestaande uit GL/PvdA, de radicaal-linkse socialistische partij (SP) en de Partij voor de Dieren (PvdD) – werd verzwakt en kwam uit op 21,4 procent van de stemmen, terwijl het sociaalliberale blok (D66 en Volt) daalde tot slechts 8 procent. De links-progressieve pool in Nederland is daarmee nog nooit zo zwak geweest. Gezamenlijk behaalde links-progressief Nederland het slechtste verkiezingsresultaat in meer dan veertig jaar: de linkse partijen kregen de steun van amper 30 procent van de Nederlandse kiezers.

      Veranderende machtsverhoudingen binnen de Tweede Kamer. Data: verkiezingsuitslag Tweede Kamer verkiezingen 2023.
      /xml/public/xml/alfresco/Periodieken/BenM/BenM_2024_1

      De liberale dominantie van VVD en D66 uit 2021 – met 37 zetels – is verdwenen en vervangen door een breed anti-establishment front waarin PVV, BBB en NSC gezamenlijk 41 procent van de stemmen behaalden en samen goed zijn voor ruim 65 procent van de stemmen voor rechtse partijen in Nederland. Als we vanwege de gematigde beleidsposities en het grote CDA-gehalte Nieuw Sociaal Contract zouden rekenen tot het centrumrechtse blok, dan nog is het populistische blok van PVV-BBB-JA21-FVD bijna net zo groot als het blok van centrumrechtse partijen. Kortom, net als in Frankrijk is de Nederlandse politiek getransformeerd tot een systeem waarin drie politieke blokken met elkaar concurreren. Aan deze driedeling tussen een populistisch, autoritair-nativistisch blok, een liberaal centrumrechts blok en een links-plus-groen blok liggen fundamentele verschuivingen in politieke oriëntaties ten grondslag.

      Positie van Partijen in het Kieskompas voor de Tweede Kamer verkiezingen 2023, en percentages kiezers in ieder kwadrant.
      /xml/public/xml/alfresco/Periodieken/BenM/BenM_2024_1

      Traditioneel staan de meeste politieke partijen langs de links-progressieve versus rechts-conservatieve diagonaal. Een ruime meerderheid van de Nederlandse kiezers en partijelites koppelen progressieve culturele oriëntaties aan linkse economische preferenties of zijn politici en hun kiezers economisch rechts en tegelijk sociaal conservatief. Maar ook is een flink deel van het electoraat economisch links en voorstander van het behoud van sociale voorzieningen, in combinatie met een cultureel conservatieve blik op de wereld. Deze links-conservatieve kiezers (afgebeeld in Figuur 3b), worden op dit moment slecht vertegenwoordigd door de partijen in ons politieke stelsel (Figuur 2). Tegelijkertijd is het belangrijk om te benadrukken dat in Nederland een kleine meerderheid van de kiezers (54 procent) een economisch linkse oriëntatie heeft, terwijl er ook een cultureel conservatieve meerderheid is (54 procent).

      Wanneer we de achterban – gebaseerd op stemgedrag in 2023 – plotten op het politieke landschap (Figuur 3), dan zien we dat vooral SP-, NSC-, BBB- en 50Plus-kiezers in dat links-conservatieve kwadrant staan, terwijl ook een flink aandeel van de PVV- en CDA-kiezers sociaal conservatief en economisch links zijn in hun preferenties. Een groot deel van de kiezers die in de campagne twijfelden aan hun partijkeuze kunnen we ook in dat links-conservatieve kwadrant plaatsen.

      Gemiddelde positie van kiezers van partijen in het politieke landschap, op een culturele as (conservatief-progressief; thema’s als migratie, asiel en EU) en een economische as (links-rechts; thema’s als belasting, herverdeling en wonen).
      Gemiddelde positie van alle kiezers
      /xml/public/xml/alfresco/Periodieken/BenM/BenM_2024_1

      Gemiddelde positie en standaard deviaties van SP, NSC, 50PLUS, BBB, CDA en PVV kiezers
      /xml/public/xml/alfresco/Periodieken/BenM/BenM_2024_1

    • Ultrarechtse coalitie met populist als premier?

      Voor veel Nederlandse kiezers is het vooruitzicht van Geert Wilders als premier verbijsterend, want tot een week voor de verkiezingsdag stond de anti-islampartij PVV van Wilders op de derde of vierde plaats met rond de 20 zetels. Gedurende het grootste deel van de verkiezingscampagne streden drie partijen om als grootste partij uit de bus te komen: VVD onder leiding van de eerste vrouwelijke premierskandidaat van Nederland Dilan Yesilgöz-Zegerius, de alliantie GL/ PvdA geleid door voormalig EU-commissaris Frans Timmermans, en NSC, de gloednieuwe partij geleid door voormalig CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt. Het is duidelijk dat die dynamiek van de campagne veranderde nadat Yesilgöz aangaf dat de VVD een coalitie met Wilders niet langer uitsloot, waarmee rechtse kiezers een toestemmingsstructuur werd geboden om de extremistische anti-immigratiepartij PVV te steunen. Wilders zelf had ook al voorgesorteerd op deze beweging en zwakte zijn retoriek af door te zeggen dat PVV-standpunten die in strijd waren met de Grondwet en internationale verdragen ‘in de ijskast gezet zouden worden’. Wat Wilders hiermee precies bedoelde, bleef vooralsnog onduidelijk. In geen enkele andere partij is het mogelijk om zo expliciet en volledig het eigen verkiezingsprogramma te ondermijnen, maar omdat Wilders het enige lid is van zijn partij en er geen ledenorganisatie is en er geen interne structuur is om de leiding ter verantwoording te roepen, kan PVV-leider Wilders dergelijke extreme koerswijzigingen aankondigen zonder gevaar voor interne conflicten. Het overtuigde veel aarzelende kiezers en het zetelaantal steeg tussen 14 en 21 november van ongeveer 20 naar 37 zetels, een ongekende winst binnen een week.

      Met deze 37 zetels behaalde de PVV meer dan het dubbele van het aantal zetels dat de partij in 2021 won. De GroenLinks/PvdA-alliantie werd tweede met 25 zetels. De VVD, die tot voor kort nog bovenaan stond in de peilingen, zakte naar een derde plaats met 24 zetels en NSC behaalde 20 zetels en eindigde daarmee op de vierde plaats. Zowel VVD-leider Yesilgöz als NSC-leider Omtzigt had tot in de laatste week nog goede hoop om de grootste partij te worden en zelf het premierschap te claimen, hoewel Omtzigt eerder had verklaard dat ambt niet voor zichzelf te ambiëren. Deze sterke nadruk op mogelijke coalities en wie de toekomstige premier zal worden, creëerde een belangrijke dynamiek in de campagne. Bij meerdere gelegenheden hield Wilders vol dat zijn partij Koalitionsfähig was, waardoor andere partijen gedwongen werden om ofwel dit populistische coalitiepotentieel te erkennen en een brede rechtse meerderheid te creëren, ofwel Wilders de toegang tot de macht te ontzeggen en de kansen op regeringsdeelname van de GL/PvdA-alliantie te vergroten.

      Al direct op de verkiezingsavond sloot de linkse GL/PvdA alliantie samenwerking met Wilders’ PVV uit, terwijl rechtse partijen de deur voor een ultrarechtse coalitie openhielden. Al snel na de verkiezingen kondigde de VVD aan een kabinet van premier Wilders wel te willen gedogen, maar de liberalen gaven expliciet aan dat VVD’ers niet onder Geert Wilders als premier zullen dienen. Ook NSC-leider Omtzigt riep direct dat de ongrondwettelijke voorstellen van de PVV eerst van tafel moesten voordat ze überhaupt aan de onderhandelingstafel zouden gaan zitten met Wilders. Maar al snel lieten VVD en NSC weten toch bereid te zijn te onderhandelen met Wilders. De aanhoudende weigering van vooral NSC-leider Omtzigt om met de PVV te regeren maakt het Wilders vrijwel onmogelijk om een meerderheidscoalitie te vormen. Immers, de VVD en NSC zijn ‘kingmakers’ en hebben de sleutel in handen voor een ultrarechtse PVV-VVD-NSC-BBB-coalitie, omdat getalsmatig een centrumcoalitie VVD-NSC-GL/PvdA en D66 ook mogelijk is. Doordat VVD en NSC veto-speler zijn kunnen ze flinke concessies afdwingen van Wilders, en er liggen nog verschillende andere mogelijkheden op tafel naast een ultrarechts kabinet onder premier Wilders of een centrumcoalitie van VVD, NSC met het links-liberale blok. De VVD en NSC zouden een minderheidsregering van PVV en BBB kunnen gedogen, of zelfs een ‘zakenkabinet’ dat gedoogd wordt door alle vier (extreem) rechtse partijen is een mogelijkheid. Soms wordt dat een ‘extraparlementair’ kabinet genoemd, maar dat is natuurlijk onzin in een land waar elke minister en elke regering over ieder voorstel in het parlement kunnen vallen.

      Paradoxaal is dat de winst van PVV en de enorme rechtse meerderheid, waarbij het populistische blok (PVV, BBB, JA21 en FvD) en het centrumrechtse blok (VVD, CDA en NSC) elk een derde van de stemmen en zetels behaalden, de vorming van een rechtse regering zou kunnen laten ontsporen. Nederland heeft eerder twee ultrarechtse kabinetten gehad. De coalitie van CDA-VVD-LPF in 2002-2003 en ook het CDA-VVD-minderheidskabinet tussen 2010-2012, dat voor zijn voortbestaan afhankelijk was van de populistische PVV, lieten een dergelijke ultrarechtse samenwerking zien. Maar beide coalities waren uiterst zwak, intern verdeeld en tot weinig in staat. Het VVD-CDA-kabinet met de LPF – met een volledig nieuwe partij waarvan leider Pim Fortuyn was vermoord vlak voor de verkiezingen – was geen lang leven beschoren omdat de LPF ten onder ging aan interne conflicten. Het VVD-CDA-minderheidskabinet in 2010-2012 had een cruciale weeffout omdat de partijen een soort van schaduw-regeringsprogramma hadden opgesteld met allerlei PVV-wensen die tegen de Grondwet en internationale verdragen ingingen. Al snel bleek dat de drie rechtse partijen VVD, CDA en PVV niet in staat waren tot werkbare compromissen te komen, ondanks dat de verkiezingsprogramma’s inhoudelijk dichter bij elkaar lagen dan binnen de meeste van de kabinetten in Nederland.

      Het gaat bij regeringsvorming dan ook niet over hoeveel partijen uit elkaar liggen – want dan zou er eind januari een ultrarechtse regering kunnen zijn –, maar of de coalitiepartners elkaar vertrouwen, het elkaar gunnen om zich te profileren op specifieke beleidsterreinen door ministers te leveren en het vertrouwen kunnen winnen van het zeer belangrijke maatschappelijke middenveld. De vraag is dan ook of een populistische partij als de PVV, die twee decennia lang ageert tegen de gevestigde orde en rechtsstaat, zich nu kan voegen in deze machtsstructuren.

    Noten


Print dit artikel