Baay, R. (2015). Daar werd wat gruwelijks verricht. Slavernij in Nederlands-Indië. Amsterdam: Atheneaeum/Polak & Van Gennep.
Báez, A.C., & Weiner, F.M. (red.) (2018). Smash the pillars. Decoloniality and the Imaginary of Color in the Dutch Kingdom. Lanham: Lexington Books.
Brandon, P. (2016). ‘Shrewd Sirens of Humanity’. The changing shape of pro-slavery arguments in the Netherlands (1789-1814). Revista Almanack, 14: 3-26.
Combrink, T. (2018). From French Harbours to German Rivers: European Distribution of Sugar by the Dutch in the 18th Century. In: M. Martin & M. Villeret (red.), La diffusion des produits ultramarins en Europe. XVI-XVIII siècle. Rennes: Presses universitaires de Rennes, 39-56.
Fatah-Black, K. (2018). Eigendomsstrijd. De geschiedenis van slavernij en emancipatie in Suriname. Amsterdam: Ambo | Anthos.
Janse, M. (2015). ‘Holland as a Little England?’ British Anti-Slavery Missionaries and Continental Abolitionist Movements in the Mid Nineteenth Century. Past and Present, 229 (1): 123-160.
Kok, G. de (2016). Cursed Capital: the Economic Impact of the Transatlantic Slave Trade on Walcheren around 1770. TSEG/Low Countries Journal of Social and Economic History, 13 (3): 1-27.
Lurvink, K. (2019). Underwriting slavery. Insurance and slavery in the Dutch Republic (1718-1778). Slavery & Abolition.
Nimako, K., & Willemsen, G. (2011). The Dutch Atlantic. Slavery, abolition and emancipation. Londen: Pluto Press.
Ponte, M. (2018). ‘Al de swarten die hier ter stede comen’. Een Afro-Atlantische gemeenschap in zeventiende-eeuws Amsterdam. TSEG/Low Countries Journal of Social and Economic History, 15 (4): 33-62.
Rossum, M. van (2015). Kleurrijke tragiek. De geschiedenis van slavernij in Azië onder de VOC. Hilversum: Verloren.
Rossum, M. van, & Fatah-Black, K. (2012). Wat is winst? De economische impact van de Nederlandse trans-Atlantische slavenhandel. TSEG/Low Countries Journal of Social and Economic History, 9 (1): 3-29.
Het slavernijverleden van Nederland heeft de afgelopen jaren veel belangstelling gekregen. In het vaak felle publieke debat over de representatie van ons koloniaal verleden in de publieke ruimte, in musea en in het onderwijs vormt de langdurige Nederlandse betrokkenheid bij de trans-Atlantische slavernij een kernthema. Ook in actuele discussies over racisme spelen de omgang met en doorwerking van het slavernijverleden een grote rol. Tegelijkertijd zijn de inzichten over slavernij onder onderzoekers aan Nederlandse universiteiten in het laatste decennium veranderd. Verschillende historici schatten het economische belang van de Atlantische wereld voor Nederland in de periode van de slavernij nu groter in dan voorheen (Lurvink, 2019; Combrink, 2018; De Kok, 2016; Van Rossum & Fatah-Black, 2012). Toenemende mondiale, transnationale en postkoloniale perspectieven op de Europese geschiedenis veranderen ook het traditionele Nederlandse verhaal over de agency van slaafgemaakten, over het trage afschaffingsproces in de West-Indische koloniën en over de economische, sociale en culturele doorwerking van slavernij voor de Nederlandse samenleving (Ponte, 2018; Fatah-Black, 2018; Brandon, 2016; Báez & Weiner, 2018; Janse, 2015; Nimako & Willemsen, 2011). Daarnaast is er ook meer aandacht voor slavernij onder de VOC in Azië, tot voor kort een vrijwel vergeten onderwerp (Baay, 2015; Van Rossum, 2015).
Deze nieuwe wetenschappelijke inzichten vragen om een vertaalslag naar een breder publiek om het publieke debat te bereiken en te informeren: hoe kunnen de nieuwe inzichten een publieke plek en invulling krijgen? Tegelijkertijd vraagt het huidige publieke debat om nieuwe perspectieven en manieren om het slavernijverleden bespreekbaar en zichtbaar te maken. Dit dossier onderzoekt de huidige omgang met het slavernijverleden en hoe de nieuwe wetenschappelijke kennis over het Nederlandse slavernijverleden en het Nederlandse publieke debat elkaar kunnen versterken. De zes bijdragen in dit nummer zijn geschreven door personen met ervaring in de publieke omgang met het slavernijverleden in de museumwereld, het onderwijs en de wetenschap. Zij reflecteren op persoonlijke wijze op de praktijk en het gewenste beleid en geven zodoende een kijkje in de praktijk en de bijkomende problematiek. Hoewel alle bijdragen op zichzelf staan, wijzen de aanbevelingen op een aantal punten wel in vergelijkbare richting. De eerste bijdragen roepen op tot ruimte voor meerstemmigheid, terwijl de laatste bijdragen vragen om meer begrip voor hoe dit verleden van belang is voor het gemeenschappelijke hier en nu.
Allereerst bespreekt historisch onderzoeker Pepijn Brandon (Vrije Universiteit/Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis) de huidige stand van zaken in het Nederlandse wetenschappelijke slavernijdebat. In traditie van het Nederlandse poldermodel hebben Nederlandse wetenschappers de neiging om naar consensus of een ‘gedeeld verhaal’ te streven, wat ertoe heeft geleid dat onderzoekers elkaars expertise op persoonlijke manieren hebben gediskwalificeerd. Brandon betoogt dat er juist niet gestreefd moet worden naar consensus en één leidend perspectief. De wetenschap zal juist inhoudelijk verrijkt worden als meerdere perspectieven naast elkaar bestaan, net zoals dat in de Verenigde Staten het geval is.
In de tweede bijdrage bespreken Richard Kofi, kunstenaar en tentoonstellingsmaker bij het Tropenmuseum, en Annemarie de Wildt, historica en museumconservator bij het Amsterdam Museum, op welke manieren zij proberen om het conservatieve witte en leidende perspectief te veranderen en zodoende de musea te ‘dekoloniseren’. Ze betogen dat het museum bij uitstek de plek is om zowel morele als amorele historische gebeurtenissen en daden te tonen, en te benadrukken dat deze het heden en onze hedendaagse verhoudingen bepalen. Cruciaal daarbij is het toelaten van verschillende perspectieven.
Artikel drie is geschreven door Miguel Heilbron, sociaal ondernemer en medeoprichter van The Black Archives, een nieuwe archieforganisatie die zich inzet voor de erkenning van en aandacht voor zwarte perspectieven. Hij beschrijft de geschiedenis van deze strijd voor erkenning op basis van een analyse van werken van kritische zwarte schrijvers, wetenschappers en activisten uit de collectie van The Black Archives. Daarnaast beschrijft hij het herdenken van het Nederlandse slavernijverleden en hoe de aandacht hiervoor tot stand is gekomen. Hij is van mening dat zwarte perspectieven zichtbaarder moeten worden gemaakt voor een breed publiek.
In het vierde artikel bepleit Markha Valenta, universitair docent met Amerikaanse roots, het ontmythologiseren van de voorstelling van slavernij in Nederland. Ze vraagt aandacht voor de institutionalisering van ras en voor de contemporaine weerstand tegen slavernij, zoals marronage en opstanden, en hoe dit een rol speelde tijdens de Verlichting, die onze huidige cultuur heeft gevormd. Ze vindt het opvallend dat veel Nederlanders een grote afstand voelen tot het slavernijverleden, en is van mening dat juist deze geschiedenis een wezenlijk onderdeel moet worden van de nationale geschiedenis van Nederland.
In de vijfde bijdrage bespreekt antropoloog Markus Balkenhol dat de discussies rondom standbeelden laten zien dat alleen bredere aandacht voor kolonialisme en het slavernijverleden niet per se leidt tot meer inzicht. De manier waarop het verleden met elkaar wordt gedeeld, zoals in de vorm van standbeelden, is een belangrijk ingrediënt voor gemeenschap. Hij betoogt dat het laten staan van beelden van koloniale ‘helden’ ervoor zorgt dat bepaalde groepen symbolisch worden buitengesloten.
Ten slotte vertelt Aspha Bijnaar, sociologe en directeur van de stichting EducatieStudio, over haar ervaringen in het onderwijs. Ze heeft een reeks gastcolleges ontwikkelt om leerkrachten te helpen om slavernijgeschiedenis, en dan met name de verbinding tussen het slavernijverleden en racisme en onbegrip in het heden, te bespreken. Ze merkt namelijk op dat dit onderwerp op veel scholen wordt gemeden, omdat het ongemak, discriminatie en spanningen in de klas veroorzaakt. Ze betoogt dat om ervoor te zorgen dat sommige jongeren zich minder vervreemd en onbegrepen zullen voelen, leerkrachten al in een vroeg stadium op de basisschool de erfenis van slavernij in ons heden zouden moeten behandelen.