DOI: 10.5553/benm/138900692014041001004

Beleid en MaatschappijAccess_open

Diversen

De toekomst van de gemeenteraad

Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze Citaties (1)
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Albert-Jan Kruiter en Sarah L. de Lange. (2014). De toekomst van de gemeenteraad. Beleid en Maatschappij (41) 2, 143-145.

    In this feature authors discuss recent research findings that are of interest to readers of Beleid en Maatschappij.

Dit artikel wordt geciteerd in

      Terwijl we dit schrijven, moeten de gemeenteraadsverkiezingen nog gehouden worden. Als u dit leest, zijn ze al voltrokken. Nieuwe raden en nieuwe colleges vullen de gemeentehuizen. Nieuwe coalities zijn gesloten, of zijn bijna gesloten. Lokale coalitieakkoorden moeten de gemeente de komende vier jaar de weg wijzen. Gemeenten die een ongeëvenaarde uitdaging tegemoet gaan: het lokaal vormgeven en in goede banen leiden van de drie decentralisaties. Drie decentralisaties die tot op heden veel voeten in de aarde hebben gehad, en nog veel voeten in de aarde zullen hebben. Immers, in 2015 staan gemeenten officieel aan het hoofd van de jeugdzorg en de Participatiewet, en wordt de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) fors uitgebreid met taken die nu nog van rijkswege worden uitgevoerd. Maar daarmee zal de dynamiek die de decentralisaties in gang hebben gezet niet afgelopen zijn. Pas wanneer de decentralisaties afgerond zijn, zullen plannen in werking treden en ook daadwerkelijk effecten gaan sorteren. Deels zullen die verwacht en gewenst zijn, maar voor een deel zullen ze ook onverwacht en ongewenst zijn.
      Het is vooral de vraag hoe de gemeenteraden daarop zullen reageren. Of, scherper geformuleerd: het is de vraag hoe gemeenten hun wettelijke taak in de toekomst zullen gaan uitvoeren. Gemeenteraden zijn immers niet alleen vernieuwd, ook raden zullen zich moeten aanpassen aan de nieuwe opgaven die de gemeenten op zich af zien komen. Om precies te zijn zien we een aantal ontwikkelingen die het raadswerk zullen veranderen:

      1. Er komt voor 16 miljard euro aan nieuwe verantwoordelijkheden naar de gemeenten toe. Echter, qua formatieruimte zal de raad dezelfde grootte houden. De raad zal dus met dezelfde capaciteit veel meer te doen krijgen.

      2. De institutionele (Rijk, gemeente en provincie krijgen andere taken), financiële (de decentralisaties gaan gepaard met fikse budgetkortingen), juridische (de decentralisaties gaan gepaard met nieuwe wetten) en culturele (professionals moeten zich anders gaan opstellen) veranderingen vinden gelijktijdig plaats. Dat maakt het geheel onoverzichtelijk en complex.

      3. De hoeveelheid informatie en de aard van de informatie die op de gemeente afkomt zijn ongeëvenaard. Dat geldt a fortiori voor de raadsleden.

      4. De data die nodig zijn om de decentralisaties goed te kunnen uitvoeren, zijn nog niet volledig voorhanden. Niet alleen niet bij de raad, ook niet bij het gemeentebestuur.

      5. De wetgeving die nodig is om de decentralisaties formeel legitiem te laten plaatsvinden, is nog niet afgerond.

      6. De schaal die effectieve invoer van de decentralisaties vereist (zoals de inkoop van geestelijke gezondheidszorg jeugd bijvoorbeeld), overstijgt de gemeentelijke schaal. Steeds meer besluiten worden in regionaal verband genomen. Dat onttrekt sommige besluiten aan het oog van de gemeenteraad.

      7. De tijd die nodig is om nieuwe raadsleden in te werken en op te leiden verhoudt zich slecht tot het tempo waarin raadsleden verordeningen met betrekking tot de decentralisaties moeten opstellen.

      8. De verhouding tussen lokale rekenkamers en de raad is nog niet uitgekristalliseerd.

      9. Legitimiteit en draagvlak van de raad worden uitgehold door lage opkomstpercentages.

      10. Burgers gaan zich in toenemende mate roeren. Niet zozeer als mondige en klagende burgers, maar als burgers die zelf publieke problemen gaan oplossen. Deze participatieve vorm van democratie verhoudt zich niet altijd goed tot de representatieve gemeenteraad.

      Kortom, niet alleen het lokale bestuur, maar specifiek het werk van de raad is aan verandering onderhevig. Met name de decentralisaties spelen daar een belangrijke rol in. Immers, het woord decentraliseren veronderstelt dat gemeenten op zijn minst een eigenstandige rol hebben in het vormgeven van de lokale verzorgingsstaat. Dat betekent dat met de decentralisaties en de daaropvolgende transformatie niet alleen de verzorgingsstatelijke kant verandert, maar wellicht ook de democratische kant.
      Dat leek B en M voldoende aanleiding om een Dossier te wijden aan de gemeenteraad. En meer specifiek aan de vraag: wat kan de gemeenteraad nog? En wellicht: wat zou die eigenlijk moeten? Marcel Boogers beantwoordt die vraag in ‘Decentralisaties in het het sociale domein: meer politiek en minder democratie?’ in het licht van het spanningsveld tussen regio en gemeente. Hij komt met name voor de decentralisaties van de zorg tot de conclusie dat de gemeenteraad het debat lokaal te veel politiseert, terwijl dat in de regio juist niet gebeurt. Enerzijds te veel, anderzijds te weinig politiek. Dat zegt iets over de manier waarop de decentralisaties democratisch verankerd zijn. Vervolgens gaan Peter Castenmiller en Klaartje Peters in op de relatie tussen lokaal bestuur en de rekenkamer. Immers, als de decentralisaties iets behelzen, dan is het een financiële operatie. En dat is precies het expertisegebied van de lokale rekenkamer of van de rekenkamercommissie. Maar het is maar de vraag of die expertise benut wordt. ‘In de praktijk van het lokaal bestuur is er sprake van een verbrokkelde en fragmentarische inzet van instrumenten. Het is daardoor maar de vraag of er een adequate controle op het lokale beleid plaatsvindt’, zo constateren Castenmiller en Peters. Bovendien is het de vraag of er voldoende financiën beschikbaar zijn om de rekenkamerfunctie in de toekomst in stand te houden, laat staan door te ontwikkelen.
      We spraken vervolgens met Marije van den Berg over het intern functioneren van de gemeenteraad. Hoe werkt dat? En waar zit ruimte voor verbetering? Van den Berg is ervan overtuigd dat de gemeenteraad in de toekomst zich meer zal moeten richten op zijn kerntaak: het verschaffen van legitimiteit aan het gemeentebestuur. In het licht van actieve burgers en de hoeveelheid taken die op de gemeente afkomt is dat geen geringe opgave. Ze zoekt de vernieuwing vooral in het vernieuwen van werkvormen en niet zozeer in de verandering van het systeem.
      Tot slot verkent Thomas Hessels de consequenties van de doe-democratie voor de gemeenteraad. Hoe verhouden directie democratie, doe-democratie en representatieve democratie zich tot elkaar? Hij plaatst die vraag in de context van de veranderende verzorgingsstaat. Immers, een van de belangrijkste uitdagingen voor de gemeenteraad is het koppelen van de verandering van de verzorgingsstaat aan democratische vernieuwing. Dat is precies waar meer aandacht voor nodig is. De drie decentralisaties roepen vooral ook vragen op over de toekomst van de lokale democratie. Die vragen hopen we met dit Dossier helder voor het voetlicht te krijgen.


Print dit artikel