22133550_omslag108px
Rss

Beleidsonderzoek Online


Over dit tijdschrift  
Gevonden artikelen Alle samenvattingen uitklappen

    Dit artikel bevat een uitvoerige samenvatting en een beoordeling van een nieuw boek van Furubo, Rist en Speer met als (in het Nederlands vertaalde) titel: ‘Evaluatie in turbulente tijden. Reflecties op een discipline in verwarring’. De aanleiding voor dit boek is dus de opvatting dat de meeste politieke en bestuurlijke contexten voor beleidsevaluatie zo sterk in beweging zijn geraakt dat ex-post beleidsevaluatie als discipline en vanzelfsprekend onderdeel van het proces van beleidsondersteuning in crisis is geraakt en bedreigd wordt. In het kort geeft dit boek als antwoord op deze dreiging: relativeer het ideaal van ‘evidence-based’ beleid, en ga voor ‘real-time’ evaluatie; verleg uw aandacht van ex-post evaluatie ten behoeve van verantwoording achteraf naar ex-ante evaluatie tijdens de beleidsformulering en ex-durante evaluatie parallel aan de beleidsimplementatie, met als doelen: ‘early warning’, beleidsleren, en flexibel reageren op snel veranderende omstandigheden. Natuurlijk heeft dat gevolgen voor rolopvattingen en taakverdelingen in de procesarchitectuur van het beleidsproces.


Rob Hoppe
Rob Hoppe is hoogleraar kennis en beleid Universiteit van Twente, Faculteit Management en Bestuur (MB), Vakgroep Science, Technology and Policy Studies (STePS).

    Internationaal stijgt de aandacht voor evidence-based policy (EBP); de term duikt steeds vaker op in het beleidsdiscours. Het empirisch onderzoek naar kennisgebruik en doorwerking van wetenschappelijk onderzoek is evenwel eerder gelimiteerd, al bestaat er consensus dat de doorwerking van sociaalwetenschappelijk onderzoek beperkt is. De vraag stelt zich of het recente EBP-discours hierin verandering kan brengen. Kan EBP leiden tot meer doorwerking van sociaalwetenschappelijk onderzoek, gelet op de inherente kenmerken van beleid en wetenschappelijk onderzoek die belangrijke obstakels blijken te vormen voor kennisgebruik en doorwerking? Kunnen we in Vlaanderen reeds spreken over een EBP? Wat verstaan beleidsmakers onder ‘evidence-based’? Is een EBP überhaupt mogelijk? Wat zijn de belangrijkste obstakels voor kennisgebruik volgens beleidsmakers en wat zijn de belangrijkste gebruiksverhogende factoren? In dit artikel wordt aan de hand van een literatuurstudie, een bevraging van (Vlaamse) beleidsmakers en een citaats- en inhoudsanalyse van Vlaamse parlementaire bronnen gepoogd een antwoord te bieden op deze vragen.


Valérie Smet
Dr. Valérie Smet werkt als wetenschappelijk onderzoeker bij het IRCP (Institute for international Research on Criminal Policy), een onderzoeksinstituut van de vakgroep Strafrecht en Criminologie (Universiteit Gent).

    In België voert de Vlaamse overheid een eigen beleid in tal van domeinen, onafhankelijk van de andere regionale overheden in Brussel en Wallonië en van de federale overheid. Zij laat zich bij haar beleid ondersteunen door een netwerk van universiteiten, hogescholen, departementale studiediensten en kenniscentra, en een beperkt aantal verzelfstandigde Vlaamse wetenschappelijke instituten. Daarnaast maakt de Vlaamse overheid ook gebruik van analyses en studies van commerciële gespecialiseerde beleidsonderzoeksbureaus. Sinds de start van het nieuwe millennium wordt de organisatie van beleidsonderzoek in Vlaanderen enerzijds gekenmerkt door een toegenomen institutionalisering van beleidsgerichte onderzoeksprogramma’s, waarbij gekozen werd voor een grotere formalisering en structurering. Anderzijds hebben meer commerciële spelers zich op de markt van beleidsadvisering begeven.


Prof. dr. M. Brans
Prof. dr. M. Brans is verbonden aan het Instituut voor de Overheid/Public Governance Institute van de Katholieke Universiteit Leuven.

    De verwachtingen over de sociale wijkteams zijn hooggespannen. Menig gemeente ziet het inzetten van de teams als dé nieuwe oplossing in de aanpak van sociale problematiek en de uitdagingen waarvoor zij komen te staan met de transities en bezuinigingen. Tientallen gemeenten hebben in een kort tijdsbestek dergelijke teams ingesteld en nog meer zullen volgen. Maar wat beogen de diverse gemeenten nu precies met de wijkteams? Waar moet hun meerwaarde uit bestaan in de dienstverlening naar (kwetsbare) burgers? Geven gemeenten via de wijkteams invulling en kleur aan de decentralisatie van zorg- en welzijnstaken?


Silke van Arum
Silke van Arum is werkzaam bij Movisie als senior onderzoeker Effectiviteit.

Vasco Lub
Vasco Lub is oprichter van het Bureau voor Sociale Argumentatie. Hij richt zich op grootstedelijke vraagstukken en lokaal sociaal beleid.
Article

Access_open Beleidsonderzoek benutten

Auteurs Prof. dr. A.F.A. Korsten en drs. Anne Douwe van der Meer AC
SamenvattingAuteursinformatie

    Achter opdrachtresearch gaat de veronderstelling schuil dat de tussen- en eindresultaten van beleidsonderzoek vroeg of laat ook benut worden en onderdeel worden van een proces van bezinning op beleid. Dit artikel handelt hierover. Diverse aspecten van benutting van onderzoek komen aan bod, zoals de definitie en vormen van benutting. Er worden vier richtingen onderscheiden om de omvang en vorm van benutting of onderbenutting op te sporen. Het artikel geeft voorts verklaringen voor achterblijvende benutting en bevat adviezen om te komen tot meer benutting. Voor ambtenaren, bestuurders en partners in beleidsnetwerken biedt deze beschouwing aanknopingspunten om researchresultaten desgewenst beter te benutten. En voor onderzoekers bevat dit artikel tal van aanzetten tot hypothesevorming voor verder onderzoek.


Prof. dr. A.F.A. Korsten
Prof. dr. A.F.A. Korsten is honorair hoogleraar Bestuurskunde van de lagere overheden aan de Universiteit Maastricht en emeritus hoogleraar Bestuurskunde aan de Open Universiteit.

drs. Anne Douwe van der Meer AC
Drs. Anne Douwe van der Meer AC is bedrijfseconoom en controller. Hij was werkzaam bij onder andere de Arbeidsvoorziening, het ministerie van Defensie, de gemeentelijke overheid en Deloitte.

    Het voormalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, thans onderdeel van Economische Zaken, heeft in 2010 het aantal indicatoren waarop de minister zich in de Begroting aan de Tweede Kamer verantwoordt, vrijwel gehalveerd. Hiermee komt de Begroting dichter bij het overkoepelende document waarmee een minister aan de Kamer laat zien wat het beleid op hoofdlijnen is.

    Achtergrond was het besef dat het ministerie veel informatie verzamelt, waarvan onduidelijk was of dit wel op resultaat gericht was en in de juiste hoeveelheid. Minder indicatoren, meer gericht op resultaat en outcome, leveren een sterkere basis om meer resultaatgerichte beleidsinformatie te verzamelen. Voorts gaf dit richting voor een sterkere interne sturing op hoofdlijnen en de uit te voeren beleidsevaluaties.

    Het Programma Beleidsinformatie heeft dit traject geïnitieerd en begeleid. Dit was meer dan een technische operatie. Daarbij is een proces in werking gezet om vanuit nice-to-know een harde kern van need-to-know beleidsinformatie te genereren.


Aris Gaaff
Aris Gaaff (1949) werkte jarenlang in het bedrijfsleven en bij de overheid, tot zijn recente pensionering bij het Landbouw Economisch Instituut (LEI) van Wageningen UR. Zijn specialismen zijn beleidsevaluatie, (overheids)financiering, regionaal-economische ontwikkeling en maatschappelijke kosten-batenanalyse. Hij publiceerde onder meer over financiering van natuur, kunstsubsidies en natuurlijk kapitaal. Een publicatie over de financiering van de Eerste Wereldoorlog is in voorbereiding.

John Butter
John Butter (1958) werkt momenteel als programmamanager bij het ministerie van Economische Zaken. Hiervoor werkte hij in beleids- en managementfuncties bij de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Binnenlandse Zaken en de Voedsel- en Warenautoriteit. Het accent van zijn werkzaamheden ligt op beleidsstrategie en verandertrajecten op het gebied van verkeer en vervoer, zorg en sociale zekerheid en effectieve overheid. Momenteel trekt hij een programma om belemmeringen in wet- en regelgeving waar ondernemers tegenaan lopen bij innovatieve investeringen weg te nemen.

    Deze terreinverkenning op basis van literatuuronderzoek handelt over een internationaal actueel, maar nationaal onderbelicht thema dat hier wordt aangeduid als ‘intersectorale governance voor gezondheid’. De verkenning is geschreven voor de landelijke beleidspraktijk, vanuit het perspectief van nationale beleidsambtenaren als potentiële dragers van intersectorale governance. In het licht van de bestuurlijke kernopdracht voor de komende jaren, werken aan een goede gezondheid, wordt aandacht besteed aan het belang van integrale beleidsvoering op centraal niveau en de hardnekkigheid waarmee het actief inzetten ervan uitblijft. Een focus op beleidsambtenaren als dragers van intersectorale governance biedt interessante mogelijkheden om uit die impasse te komen. Zeker als zij daarbij adequaat worden ondersteund door relevant onderzoek.


Wendy Reijmerink
Wendy Reijmerink is onderzoeker bij het lectoraat Public Management: Effectieve Complexe Governance Systemen van de Haagse Hogeschool. Zij is vele jaren werkzaam geweest als nationale beleidsambtenaar op het gebied van volksgezondheid, met speciale aandacht voor de connectie tussen kennis en beleid.

    Dit artikel beschrijft een instrument om het effect van lokale rekenkamers mee te meten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende fasen van rekenkameronderzoek: agendering, uitvoering, rekenkamerwerk, rekenkamerproduct en presentatie. Het instrument om het effect van rekenkamers te meten gaat ervan uit dat rekenkamers een bijdrage leveren aan de verbetering van de beleidsvorming, besluitvorming en beleidsuitvoering. De begrippen voorwerking, werking en doorwerking spelen hierbij een belangrijke rol.


Etienne Lemmens
Etienne Lemmens (1958) studeerde economische en sociale geschiedenis te Utrecht. Hij is vanaf 2006 voorzitter van de rekenkamercommissies Brunssum en Landgraaf. Etienne is lid van de commissie kwaliteitszorg van de NVRR. Tevens verricht Etienne bij Prae Advies en Onderzoek beleidsonderzoek, voornamelijk voor sociale partners in diverse sectoren.
Artikel

Access_open Monitoren en evalueren van integraal gezondheidsbeleid

Een practice-based verkenning

Trefwoorden integraal gezondheidsbeleid, onderzoeksinstrumenten, monitoren en evalueren
Auteurs Ilse Storm, Marije van Koperen, Fons van der Lucht e.a.
SamenvattingAuteursinformatie

    Integraal gezondheidsbeleid (IGB) kent in de lokale praktijk diverse verschijningsvormen en kenmerken waardoor het lastig is dit beleid te monitoren en evalueren. In een kennissynthese van Nederlandse kernpublicaties over IGB is gekeken wat op basis van ervaringen in de IGB-praktijk tot nu toe gezegd kan worden over monitoring en evaluatie. Bij deze practice-based verkenning naar IGB-kenmerken en bijbehorende praktische instrumenten is een indeling in drie categorieën gebruikt: context, processen en impact. Voorbeelden van relevante kenmerken zijn: type IGB en setting (context), verbinden beleid en activiteiten (proces), samenwerking sectoren (proces), draagvlak en verankering in organisatie (proces), en effecten op gezondheid of determinanten (impact). Op basis van de huidige IGB-praktijk lijkt het vooral haalbaar kennis te genereren over context en procesmaten, en minder over impactmaten. Uiteindelijk is een set kenmerken die meetbaar zijn met gevalideerde instrumenten wenselijk om grip te krijgen op de voortgang van IGB. Meer theoretische onderbouwing is dan wel noodzakelijk.


Ilse Storm
Ilse Storm is beleidsonderzoeker bij de afdeling Verkenningen Zorg en Preventie (VZP), centrum Gezondheid & Maatschappij (G&M), van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).

Marije van Koperen
Marije van Koperen is onderzoeker bij de afdeling Gezondheidswetenschappen, Faculteit Aard- en Levenswetenschappen (FALW), van de Vrije Universiteit Amsterdam.

Fons van der Lucht
Fons van der Lucht is afdelingshoofd van de afdeling Verkenningen Volksgezondheid (VVG), centrum Gezondheid & Maatschappij, van het RIVM.

Hans van Oers
Hans van Oers is Chief Science Officer (CSO) Health System Assessment and Policy Support bij het RIVM en hoogleraar Public Health bij Universiteit van Tilburg (UvT)/Tranzo.

Jantine Schuit
Jantine Schuit is centrumhoofd Voeding, Preventie en Zorg bij het RIVM en hoogleraar Health Promotion and Policy bij de afdeling Gezondheidswetenschappen, Faculteit Aard- en Levenswetenschappen, van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Artikel

Access_open Terugblik op de Raad voor Werk en Inkomen (RWI)

Verslag van een interview met Jan van Zijl

Auteurs Peter van Hoesel
SamenvattingAuteursinformatie

    Je kunt natuurlijk wel verwachten dat Jan van Zijl, die tegenwoordig voorzitter is van de MBO Raad, positieve herinneringen heeft aan wat je zou kunnen noemen ‘zijn RWI’, maar misschien niet dat hij een paar jaar na dato nog zo uitdrukkelijk betreurt dat de RWI is opgeheven. Het was indertijd bij de oprichting wel zo dat de RWI door sommigen gezien werd als een doekje voor het bloeden voor de sociale partners in verband met het feit dat zij macht gingen verliezen na invoering van de SUWI-structuur, maar Van Zijl ging bepaald niet uit van een korte levensloop van de nieuwe raad. Dat hij de taak van de RWI serieus nam, blijkt trouwens ook uit het grote aantal indringende adviezen en rapportages dat de RWI heeft weten te produceren.


Peter van Hoesel
Peter van Hoesel is (emeritus) hoogleraar Toegepast Beleidsonderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

    Deze bijdrage gaat over goed opdrachtnemer/-geverschap bij beleidsgericht onderzoek in de gezondheidszorg. De constatering luidt dat de relatie tussen kennisvrager/opdrachtgever en kennisaanbieder/opdrachtnemer vaak spanningsvol is. Aan de hand van de werkpraktijk van kennisprogrammeur ZonMw wordt beschreven onder welke voorwaarden de kans op bruikbaarheid en gebruik van kennis zo groot mogelijk is. Daarbij geldt goede interactie tussen onderzoekers en kennisgebruikers in beleid of praktijk als de meest kritische succesfactor. In essentie komt goed opdrachtnemerschap neer op de gedragslijn: ken uw opdrachtgever; het gevraagde mag niet onbekend zijn. Goed opdrachtgeverschap komt in essentie neer op de complementaire gedragslijn: duidelijk formuleren wat je verlangt; het onbekende mag niet worden gevraagd.


Wendy Reijmerink
Wendy Reijmerink is sinds 2010 werkzaam als stafmedewerker Strategie bij ZonMw en was daarvoor senior adviseur Kennisbeleid bij het ministerie van VWS. In beide organisaties heeft zij het thema goed opdrachtnemer/-geverschap op de kaart gezet en hierover cursussen georganiseerd.

    In de rationele benadering wordt beleid planmatig ontwikkeld en uitgevoerd: beleidsdoelen vormen het uitgangspunt en via kennis en informatie wordt gezocht naar middelen om die doelen te bereiken. Beleidsonderzoekers zou je dan ook kunnen beschouwen als ultieme aanhangers van een rationele benadering van beleid. Zij hanteren in hun werk logische redeneringen met betrekking tot feiten, opinies en waarnemingen om tot hun conclusies te komen. De conclusies van beleidsonderzoekers worden echter lang niet altijd opgevolgd door hun opdrachtgevers. Je hoeft niet ver te zoeken naar verklaringen om te zien hoe dat komt.


Peter van Hoesel
Peter van Hoesel is (emeritus) hoogleraar Toegepast Beleidsonderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

    De laatste jaren is de beleidsmatige en wetenschappelijke aandacht voor ex ante onderzoek toegenomen. De vraag is of dit ook is terug te zien in het aantal studies naar concrete plannen, en in het gebruik van de uitkomsten van ex ante studies in de beleidsontwikkeling. Om dit na te gaan verrichtten we een metastudie van ex ante onderzoeken over beleid op rijksniveau, verschenen in de periode 2005 tot en met 2011. In deze bijdrage beschrijven we eerst hoe vaak en met welk doel ex ante onderzoek wordt verricht en om wat voor typen studies het gaat. Daarna nemen we het gebruik in het beleidsontwikkelings- en besluitvormingsproces onder de loep door in te zoomen op vijf ex ante onderzoeken. Een eerste conclusie is dat er inmiddels een aanzienlijk aantal ex ante studies is verschenen; een tweede dat in alle vijf casus het onderzoek belangrijke actoren in het beleidsproces bereikt heeft, maar dat de uitkomsten niet altijd doorklinken in het uiteindelijke beleid.


Carolien Klein Haarhuis
Carolien Klein Haarhuis is onderzoeker bij de afdeling Rechtsbestel, Wetgeving en Internationale en vreemdelingenaangelegenheden (RWI) van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Monika Smit
Monika Smit is afdelingshoofd bij de afdeling Rechtsbestel, Wetgeving en Internationale en vreemdelingenaangelegenheden (RWI) van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Shelena Keulemans
Shelena Keulemans is als promovenda verbonden aan de vakgroep Bestuurskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

    Na het aantreden van Rutte II heeft de bestuurlijke opschaling van gemeenten en provincies twintig maanden lang op de agenda gestaan. Zoals bekend hebben de plannen van het kabinet de eindstreep niet gehaald. Vooral bij de meest betrokken provincies bestond er kritiek op het ontbreken van een visie en onderbouwing. In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre een netwerkanalyse van het verplaatsingsgedrag daarin zou kunnen voorzien. Voor een volgende ronde, die zich mogelijk al snel weer aandient. De uitkomsten van verschillende algoritmes voor netwerkanalyse worden vergeleken. Het begrip daily urban system, gekoppeld aan welvaartstheoretische inzichten (Tordoir), dient als inhoudelijke leidraad. Netwerkanalyse blijkt zakelijke argumenten op te leveren die behulpzaam kunnen zijn bij het trekken van (nieuwe) bestuurlijke grenzen, ook al zullen deze om verschillende redenen nooit alleenzaligmakend zijn.


Diederik Brouwer
Correspondentie: Diederik Brouwer, dbrouwer@onderzoekwerkt.nl.