The Netherlands enjoys a long-standing reputation in the field of road safety. Following the ‘Sustainable Road Safety’ program of the 1990s, the infrastructural layout considerably reduces the risk of accidents while at the same time many measures are in place to improve road user behavior. In recent years, however, there have been several developments that may affect the success of the approach. In addition to an ageing population, urbanization, and the rise of new technologies, there is a combination of decentralization, policy integration, and budgetary restraints. |
Artikel |
Proactieve verkeersveiligheid in veranderende bestuurlijke verhoudingen |
Tijdschrift | Bestuurskunde, Aflevering 4 2014 |
Trefwoorden | policy analysis, road safety |
Auteurs | Dr. Peter van der Knaap |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, september 2014 |
Trefwoorden | integraal gezondheidsbeleid, onderzoeksinstrumenten, monitoren en evalueren |
Auteurs | Ilse Storm, Marije van Koperen, Fons van der Lucht e.a. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Integraal gezondheidsbeleid (IGB) kent in de lokale praktijk diverse verschijningsvormen en kenmerken waardoor het lastig is dit beleid te monitoren en evalueren. In een kennissynthese van Nederlandse kernpublicaties over IGB is gekeken wat op basis van ervaringen in de IGB-praktijk tot nu toe gezegd kan worden over monitoring en evaluatie. Bij deze practice-based verkenning naar IGB-kenmerken en bijbehorende praktische instrumenten is een indeling in drie categorieën gebruikt: context, processen en impact. Voorbeelden van relevante kenmerken zijn: type IGB en setting (context), verbinden beleid en activiteiten (proces), samenwerking sectoren (proces), draagvlak en verankering in organisatie (proces), en effecten op gezondheid of determinanten (impact). Op basis van de huidige IGB-praktijk lijkt het vooral haalbaar kennis te genereren over context en procesmaten, en minder over impactmaten. Uiteindelijk is een set kenmerken die meetbaar zijn met gevalideerde instrumenten wenselijk om grip te krijgen op de voortgang van IGB. Meer theoretische onderbouwing is dan wel noodzakelijk. |
Artikel |
Toenemende publieke steun voor meer eigen verantwoordelijkheid in de zorg? |
Tijdschrift | Bestuurs­wetenschappen, Aflevering 3 2014 |
Auteurs | Mevr. dr. Ellen Verbakel |
SamenvattingAuteursinformatie |
The Dutch government aims at a participatory society, for example by striving for a larger amount of self-responsibility in providing social care, since the introduction of the Societal Support Law (in Dutch called ‘Wet maatschappelijke ondersteuning’ or in short Wmo). Does public opinion in the Netherlands reflect this change of mentality? This article investigates (a) how far public opinion on responsibility for social care for the elderly has changed between 2003 and 2010, (b) which factors explain why some people put most responsibility on the government and others on the family and (c) which factors explain intra-individual changes of attitude. This research has used survey data from the Netherlands Kinship Panel Study (2003, 2006/07, 2010). A shift in public opinion appears to have taken place in line with government policy: less responsibility for the government and more for the family. However, a majority of the Dutch population still puts most responsibility on the government. Attitudes appear to be connected with normative motives rather than with utilitarian motives. Intra-individual changes in attitudes in the direction of less government responsibility are mainly explained by normative factors and not by factors related to self-interest. |
Artikel |
Stedelijke ontwikkeling als een emergente adaptieve strategie |
Tijdschrift | Bestuurs­wetenschappen, Aflevering 3 2014 |
Auteurs | Dr. Wouter Jan Verheul en Dr. ir. Tom Daamen |
SamenvattingAuteursinformatie |
While the belief in a socially engineered society has been renounced to a large extent, in cities actors continue to struggle with the question how their plans can be steered on goal achievement. This article addresses a steering philosophy that is based on an emergent adaptive urban development process. This means that urban strategies adapt during the process by connecting to initiatives from the market and civil society. The central question of this article is how specific projects are ‘made’ in accordance with the intentions of the actors involved and how these projects are connected to larger policy stories for the city. In this article perspectives are explored that have replaced the old thinking in terms of ‘social engineering’. On the basis of two case studies in the Netherlands (Brainport Eindhoven and Mainport Rotterdam) an emergent adaptive strategy is explored as a perspective for action. This perspective is not only about ‘social engineering’, but also about ‘social connecting’. An emergent adaptive strategy is not designed on the drawing table, but it emerges during the practice of project development out of an attitude that is conscious of the environment, connective and reflective. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, augustus 2014 |
Auteurs | Diederik Brouwer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na het aantreden van Rutte II heeft de bestuurlijke opschaling van gemeenten en provincies twintig maanden lang op de agenda gestaan. Zoals bekend hebben de plannen van het kabinet de eindstreep niet gehaald. Vooral bij de meest betrokken provincies bestond er kritiek op het ontbreken van een visie en onderbouwing. In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre een netwerkanalyse van het verplaatsingsgedrag daarin zou kunnen voorzien. Voor een volgende ronde, die zich mogelijk al snel weer aandient. De uitkomsten van verschillende algoritmes voor netwerkanalyse worden vergeleken. Het begrip daily urban system, gekoppeld aan welvaartstheoretische inzichten (Tordoir), dient als inhoudelijke leidraad. Netwerkanalyse blijkt zakelijke argumenten op te leveren die behulpzaam kunnen zijn bij het trekken van (nieuwe) bestuurlijke grenzen, ook al zullen deze om verschillende redenen nooit alleenzaligmakend zijn. |
Article |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, april 2014 |
Auteurs | Prof. dr. A.F.A. Korsten en drs. Anne Douwe van der Meer AC |
SamenvattingAuteursinformatie |
Achter opdrachtresearch gaat de veronderstelling schuil dat de tussen- en eindresultaten van beleidsonderzoek vroeg of laat ook benut worden en onderdeel worden van een proces van bezinning op beleid. Dit artikel handelt hierover. Diverse aspecten van benutting van onderzoek komen aan bod, zoals de definitie en vormen van benutting. Er worden vier richtingen onderscheiden om de omvang en vorm van benutting of onderbenutting op te sporen. Het artikel geeft voorts verklaringen voor achterblijvende benutting en bevat adviezen om te komen tot meer benutting. Voor ambtenaren, bestuurders en partners in beleidsnetwerken biedt deze beschouwing aanknopingspunten om researchresultaten desgewenst beter te benutten. En voor onderzoekers bevat dit artikel tal van aanzetten tot hypothesevorming voor verder onderzoek. |