Jan Kooiman (1931-2016): zijn leven en werk
-
1 Zo vader, zo zoon: Willem en Jan Kooiman
Jan Kooiman is in 1931 in Deventer geboren als zoon van Willem Kooiman en Greet Wumkes. Willem Kooiman (1903-1968) was daar toen predikant van de Evangelisch-Lutherse Kerk. In 1943 promoveerde hij bij prof. dr. W.J. Kühler op een proefschrift over het luthers kerklied in de Nederlanden en was vervolgens van 1945 tot aan zijn dood hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en vanaf 1946 tevens aan het Evangelisch-Luthers Seminarium. Willem Kooiman was een vermaard Lutherkenner. Volgens Martin Beek (1969, pp. 7-10) had hij ‘zich zo verdiept in het leven en werk van Luther, dat wanneer hij ons uit Luther voorlas, het was alsof wij de reformator zelf aan het woord hoorden. Hij achtte het ook niet te min om van de katheder af te dalen en het hele Nederlandse volk, vooral ook door radiotoespraken te doen delen in zijn grote liefde voor Luther, Melanchton en zijn kring. Maar bij dit alles heeft hij de echte, pure wetenschap en haar onderzoek niet verwaarloosd. Het werd internationaal erkend. Het deed hem reizen tot aan de einden der aarde en het werd o.a. erkend door het eredoctoraat in Münster in 1960, dat hemzelf vervulde met een verbaasde overrompeling, maar voor ons een reden is geweest van trots omdat we voelden dat in de eer die Willem Kooiman werd aangedaan ook wij werden geëerd.’ Jan Kooiman zou in de voetsporen treden van zijn vader via een promotie, via een hoogleraarschap, maar vooral via zijn internationale publicaties.
Willem Kooiman en Jan Kooiman (foto: NIAS Wassenaar, 1971-1972) -
2 Promotie bij Hans Daalder aan de Universiteit Leiden
Jan Kooiman was na zijn studie politieke wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam bij socioloog en amerikanist Arie den Hollander begonnen aan een proefschrift over de politiek in San Francisco, maar zou hierop 13 januari 1971 in Leiden promoveren bij Hans Daalder.1x Als medewerker op het Amerika Instituut van de Universiteit van Amsterdam was Jan Kooiman speciaal belast met de aanschaf van nieuwe boeken, die hij zo nodig besprak met Arie den Hollander (Werdmölder, 2021, p. 216). Tussen hem en Den Hollander ontstond echter onenigheid toen Jan Kooiman als politiek assistent ging meedraaien in de verkiezingscampagne van PvdA-politicus Joop den Uyl. Dat irriteerde Den Hollander, die vond dat zijn medewerker op het instituut aanwezig moest zijn. Dat Den Uyl nog heeft getracht om een goed woordje voor Kooiman te doen, werd door Den Hollander, een dwarse geleerde, minder op prijs gesteld (Werdmölder, 2021, p. 274). Kooiman werd zo gedwongen om te zien naar een andere promotor die zijn situatie kon begrijpen (Daalder, 1997, pp. 254-255). Het is een studie die zich beweegt op het grensvlak van de politieke wetenschap en de bestuurskunde met een onderzoek naar de besluitvorming van de overheid. Het is vooral een onderzoek naar de wijze waarop beslissingen van de overheid tot stand komen. Als laboratorium om een daartoe ontworpen (niet al te ingewikkeld) analytisch schema te toetsen, werd de stad San Francisco gekozen. In deze stad was sinds enkele tientallen jaren een serieuze poging gedaan om directe inspraak van burgers vorm en inhoud te geven. De ervaringen in San Francisco zouden ook in Nederland tot lering kunnen zijn (Kooiman, 1970, p. 1). De zes centrale elementen in het analytisch schema zijn: beleid, regime, deelneming, cultuur, strategie en hulpbronnen. Zijn slotconclusie is dat een meer dynamische aanpak van de stedelijke problemen pas een kans krijgt bij een grondige wijziging van de opbouw van het bestuursapparaat, een veel krachtiger aandrang tot vernieuwing vanuit de politieke cultuur en een sterkere ideologisering van de politieke tegenstellingen (Kooiman, 1970, p. 173). De titel van het proefschrift Besturen is beslissen vormde voor Uri Rosenthal (1974) de aanleiding voor de kanttekening, vanuit de ‘non-decision’-benadering, dat het bij besturen vaak ook gaat om het niet-beslissen. Deze kritiek heeft hij (bijv. Kooiman, 1985) zich later aangetrokken. In 1971 werd hij wetenschappelijk medewerker politieke wetenschap aan de Universiteit Leiden, maar in 1972 zou de socioloog Aris van Braam de voorkeur krijgen als hoogleraar bestuurskunde in Leiden boven Jan Kooiman (Daalder, 1984).
-
3 Jan Kooiman als persoonlijk medewerker van Joop den Uyl
Tussen 1967 en 1971 was Kooiman medewerker van de Tweede Kamerfractie van de PvdA en persoonlijk medewerker van Joop den Uyl. In deze positie heeft hij een belangrijke rol gespeeld bij het opstellen van rapporten zoals Een stem die telt (1967), waarin de PvdA het streven naar staatkundige vernieuwing van D66 beantwoordde, en lezingen zoals De smalle marge van democratische politiek (1970), waarin Joop den Uyl zijn positie ten opzichte van de meer radicale vernieuwingsdrang uit de jaren zestig bepaalde (Van Thijn, 1996, p. 58). Jan Kooiman kwam, juist omdat hij geen doorgewinterde partijtijger was, al snel op zeer vertrouwde voet met Den Uyl en maakte de worsteling tussen Nieuw Links en Den Uyl van zeer nabij mee.2x De sterke persoonlijke band tussen Kooiman en Den Uyl blijkt uit het feit dat Den Uyl onmiddellijk terugvloog naar Nederland vanuit Finland na het dodelijke ongeluk van diens vrouw Rienkje Tjalma in juli 1970 (Bleich, 2008, p. 459) en uit het voorlezen van gedichten door Kooiman bij het ziekbed van Den Uyl in 1987 (Bleich, 2008, p. 450). Kooiman was ook degene die bij Den Uyl thuis in Buitenveldert een paar keer per jaar de bijeenkomsten organiseerde van de zogeheten braintrust, PvdA-politici en intellectuelen in wie Den Uyl veel vertrouwen had, zoals Ed van Thijn, Max van der Stoel, Ivo Samkalden, Joop Voogd, Theo van Lier, Victor Halberstadt en later ook Hans van den Doel, Jos van Kemenade en Theo Quené. Kooiman herinnerde zich een stuk of tien van deze bijeenkomsten, waar al naargelang het onderwerp ook andere deskundigen en betrokkenen werden gevraagd. Het was niet de bedoeling om tot politieke uitspraken te komen, maar om een gedachtewisseling te hebben waar partijleider Den Uyl zijn voordeel mee kon doen. Na het vertrek van Kooiman werden de braintrust-vergaderingen voortgezet. Naast de oude getrouwen waren vanaf begin jaren zeventig ook Nieuw Linksers als Wim Meijer, Han Lammers, Relus ter Beek en Hans Kombrink van de partij en nog iets later drongen, afgezien van Liesbeth den Uyl, die er ook steeds bij kwam, met Nel Barendregt en Hedy d’Ancona de eerste vrouwen door tot de discussiegroep (Bleich, 2008, pp. 251-252).
-
4 Internationaal onderzoek naar politiek-bestuurlijke elites
Als wetenschappelijk medewerker politieke wetenschap aan de Universiteit Leiden was Jan Kooiman betrokken bij een internationaal vergelijkend onderzoek, dat vanaf 1970 in een negental landen is gehouden, naar de verhoudingen tussen hoge ambtenaren en politieke leiders (Kamerleden). Dat deed hij samen met de Amerikaanse hoogleraar Samuel Eldersveld (University of Michigan), die daarvoor een halfjaar aan het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS) in Wassenaar verbleef, en mevr. mr. S. Hubée-Boonzaaijer (Universiteit Leiden). Hans Daalder gaf waardevolle adviezen bij de voorbereiding en uitvoering van het Nederlandse deel van het onderzoek. De eerste resultaten werden door Kooiman in december 1973 gepresenteerd op het oprichtingscongres van de Vereniging voor Bestuurskunde, waarvan hij ook de congresvoorzitter was. Uit deze eerste indrukken trekt Kooiman (1974, p. 77) de conclusie dat ongeveer een derde van de Nederlandse topambtenaren de kenmerken vertoont van de ‘klassieke’ bureaucraat. Daarbij dragen volgens hem specifieke kenmerken van het Nederlandse politieke systeem er waarschijnlijk toe bij dat vergeleken met hun collega’s in andere landen, zoveel meer Nederlandse ambtenaren een sterke vooringenomenheid vertonen tegen politieke en sociale conflicten. Later verschenen nog twee uitgebreidere publicaties van de resultaten van dit onderzoek naar politiek en bestuur in de ogen van Kamerleden en hoge ambtenaren van Eldersveld, Kooiman en Van der Tak, net als Kooiman op dat moment verbonden aan het Interuniversitair Instituut Bedrijfskunde in Delft. In 1980 verscheen een Nederlandstalige publicatie met de titel Bestuur en beleid, in 1981 nog een Engelstalige publicatie met de titel Elite images of Dutch politics: Accommodation and conflict. Aan Nederlandse zijde hebben ze hierbij veel steun gehad van Aris van Braam, Hans Daudt, Arend Lijphart en vooral van Hans Daalder als pionier. Aan Amerikaanse zijde worden Thomas Anton, Joel Aberbach, Ronald Inglehart, Robert Putnam en Bert Rockmann bedankt voor hun onmisbare bijdrage aan het project.
-
5 Hoogleraar bestuurskunde in Delft en hoogleraar publiek management in Rotterdam
Voor het hoogleraarschap bestuurskunde in Leiden werd Jan Kooiman in 1972 gepasseerd. Hij was wel tussen 1975 en 1996 hoogleraar bestuurskunde aan het Interuniversitair Instituut Bedrijfskunde te Delft en hoogleraar publiek management bij de faculteit Bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Op 13 mei 1976 sprak hij de rede bij de aanvaarding van de benoeming tot hoogleraar. De titel van de oratie was Koers sturen: Beschouwingen over besturing door de overheid. Hij start de oratie met de opmerking dat hij in zijn proefschrift met de typering ‘besturen is beslissen’ nogal stellig tot uitdrukking heeft gebracht dat beslissingen de draaipunten van bestuurlijk handelen zijn. Op iets andere wijze heeft hij elders beslissingen aangeduid als knooppunten in de besluitvorming. In beslissingen worden twee elementen, informatie en wilsvorming – men kan ook zeggen: kennis en wat gaat men daarmee doen –, kortgesloten (Kooiman, 1971). Nu wil hij deze lijn wat verder doortrekken. Bleef bij de aandacht voor beslissingen als kristallisatiepunten de context wat op de achtergrond, nu wil hij deze context juist naar voren halen. Zowel de vorm waarin openbaar wordt bestuurd (de organisatie), als de wijze waarop dat in zijn werk gaat (proces), en de inhoud (doeleinden en consequenties) moeten daarin een plaats krijgen. Naast de proceskant is ook de inhoud van besturen de laatste jaren meer naar voren gekomen. Deze verschuiving in aandacht hangt volgens hem zeker samen met de sterke invloed van het denken in systemen, het systeemdenken, een denktrant en zijn praktische toepassingen die in vele richtingen een vlucht hebben genomen (Kooiman, 1976, p. 3).3x Walter Kickert (1996, p. 95) wijst op de sterke invloed van de bedrijfskundige systeemtheoreticus Ton de Leeuw (1974) op Kooiman in de beginfase van het ‘besturingsparadigma’. Het was dus geen toeval dat Jan Kooiman in de promotiecommissie zat toen Kickert in 1979 in Eindhoven bij De Leeuw promoveerde. Theo van der Tak, Frans van Nispen, Lucas Meijs, Gerard Gerding, Perrine Merlin en Martijn van Vliet behoren tot diens eigen promovendi. In zijn oratie doet hij een poging de werking van het openbaar bestuur vanuit een besturingsperspectief te bezien, en geeft achtereenvolgens het beeld weer van het te besturen systeem, beleid als besturingsinstrument en ten slotte de overheid als besturend orgaan. Naast een (dringend nodige) empirisch gefundeerde theorie van openbaar besturen moet, vindt Kooiman, ook een belangrijke plaats worden ingeruimd aan de politiek menselijke kant van dat besturen. Hiervoor verwijst hij naar de Rotterdamse oratie van Antonie Kleijn (1957), waarin hij besturen als kunst, de bestuurskunst, beschrijft. Al zal het geniale niet altijd even duidelijk naar buiten toe doorklinken, schipperij is wel een goede typering voor besturen: koers sturen (Kooiman, 1976, p. 20).
-
6 Van overheidsbesturing naar interactief bestuur
Dat overheidsbesturing niet onproblematisch is, blijkt uit de titel van het VB-congres De verzorgingsstaat: Bestuurlijk een chaos? in 1979, waar Jan Kooiman optrad als congresvoorzitter en tevens de redacteur van de congresbundel was (Kooiman, 1980). In het slothoofdstuk geeft Kooiman (1980, pp. 156-168) – op basis van een eigen keuze en interpretatie – een aanzet tot een begripsmatig enigszins samenhangende visie op de door het congres behandelde discussiestof. Daarbij gaat hij net als in zijn oratie uit van een begrippenkader dat is ontleend aan de systeemleer: de besturingsconceptie. Kenmerken van het te besturen systeem en het besturingssysteem hebben invloed op de relatie tussen het te besturen systeem en het besturingssysteem; deze relatie heeft invloed op de besturingsinstrumenten, die op hun beurt mede worden bepaald door de besturingsbehoefte en het besturingsvermogen. Van belang bij het zoeken naar wegen uit de chaos is voor Kooiman metabesturing. Een bezinning op de complexe structuur van overheidsorganisaties is op gang gekomen, die kan leiden tot meer en betere managementprincipes in de overheidsdienst, een fundamentele herwaardering van overheidstaken en ontvlechting via decentralisatie of zelfregulering (gekoppeld aan democratisering en inspraak). In zijn leerboek Besturen: Maatschappij en overheid in wisselwerking uit 1988 zien we een volgende stap in zijn intellectuele ontwikkeling: het inzicht dat besturen geen kwestie van eenrichtingsverkeer is, maar dat er een duidelijke wisselwerking is tussen bestuurder en bestuurde.4x Het boek is opgedragen ter nagedachtenis aan leermeester en vriend dr. Joop den Uyl (1919-1987). In het voorwoord bedankt Kooiman speciaal drs. C.J.A.M. (Inez) van Eeden voor de prettige samenwerking (zie Van Eeden, 1996). Zij was tussen 1984 en 1996 nauw betrokken geraakt bij de theorieontwikkeling van Jan Kooiman. Zij vindt in 1996 dat het emeritaat van Kooiman te vroeg komt, omdat er een grote belofte in de theorie schuilt en zij weet dat er nog veel ongepubliceerd materiaal ligt te wachten op uitwerking. Ze spreekt in haar bijdrage aan de afscheidsbundel de hoop uit dat Kooiman, ondanks zijn emeritaat, hiervoor de tijd krijgt en neemt (Van Eeden, 1996, p. 18). In dit boek worden enige nieuwe elementen toegevoegd aan zijn eerdere werk over openbaar besturen. Dat levert een breder zicht op de rol van de overheid op: van openbaar besturen naar maatschappelijk-politiek besturen (zie voor een overzicht van zijn werk en zijn intellectuele ontwikkeling ook Merlin, 1996). In die besturing wordt meer aandacht besteed aan de noodzakelijke rolverdeling en wisselwerking tussen overheid en maatschappelijk veld (Kooiman, 1988, p. v). In het slothoofdstuk over bestuurbaarheid en democratie gaat het over de metabesturingsprincipes die de besturingsconceptie oplevert: leren van dynamiek, flexibiliteit in het besturen en het geven van ruimte voor actie. De (gezamenlijke) werking van deze principes verhoogt de legitimiteit van het besturend optreden, waardoor democratische besturing op de lange termijn de beste garantie voor bestuurbaarheid is. Democratisch besturen vereist dat in besturen grote lijnen zichtbaar blijven, dat – vooral belangrijke – keuzen helder worden gesteld, en dat de effecten van besturing op een eerlijke manier naar buiten komen (Kooiman, 1988, pp. 119-128).
-
7 Hoofdredacteur van het tijdschrift Bestuurswetenschappen
Als hoofdredacteur van Bestuurswetenschappen was Jan Kooiman (1975-1992) de opvolger van Gerrit van Poelje (1946-1966) en Jan Kan (1967-1974). In 1973 trad hij al toe tot de kernredactie. Tot 1990 deelde hij het hoofdredacteurschap met de jurist Jimmy Polak, daarna met de jurist Huub Hennekens. Het doel van deze combinatie was de samenwerking tussen de beoefenaren van de bestuurskunde en het bestuursrecht te versterken (Polak, 1996, p. 66). Polak wijst er in zijn bijdrage aan de afscheidsbundel ook op dat Kooiman bij zijn afscheid van Bestuurswetenschappen (Kooiman, 1992, p. 381) eerst herinnert aan het feit dat de tweesporigheid van het tijdschrift tot uiting is gekomen in de samenstelling van de redactie en het uitlokken en kiezen van artikelen uit beide disciplines. Vervolgens geeft hij blijk van scepsis door te erkennen dat ze er minder goed in geslaagd zijn de twee benaderingen enigszins systematisch met elkaar te verbinden. Een multidisciplinaire aanpak is bijvoorbeeld bij themanummers met succes toegepast, maar het interaspect is veel minder uit de verf gekomen. Vaak moesten ze ‘het terugtrekken op het eigen bastion: de nadruk leggen op waar we goed in zijn’ (Polak, 1996, pp. 66-67) constateren. In 1998 heeft Jos Raadschelders gekeken naar de verhouding tussen het aantal juridische en sociaalwetenschappelijke artikelen per vijfjaarlijkse periode. In de eerste periode (1947-1951) was er een overwicht van juridische artikelen, in de tien jaar daarna (1951-1961) een licht overwicht van sociaalwetenschappelijke artikelen en in de tien jaar daarna (1961-1971) weer een overwicht van juridische artikelen. Vanaf 1972 is het juridische karakter van het tijdschrift Bestuurswetenschappen duidelijk afgenomen, maar in 1996 was het aandeel met 30% nog steeds van betekenis en zou wellicht wat meer aandacht kunnen krijgen (Raadschelders, 1998, pp. 25-27). Deze verwachting is niet uitgekomen. Op dit moment is staats- en bestuursrecht slechts een van de disciplines waaruit met enige regelmaat bijdragen voor het tijdschrift komen. Jan Kooiman zelf heeft ook regelmatig bijdragen geleverd aan het tijdschrift. In de verkorte bibliografie in zijn afscheidsbundel (Van Ruller & Van Vliet, 1996, pp. 113-117) worden uit de periode 1973-1992 acht artikelen van zijn hand genoemd, het eerste samen met Herman Tjeenk Willink over de problemen en vooruitzichten in het bestuurskundig onderzoek.
-
8 ‘Modern governance’ en ‘societal governance’
Wat in 1984 begon als een intuïtieve zoektocht naar het concept wisselwerking, heeft uiteindelijk geleid tot de governance-theorie in aanzet. Niet eerder in zijn universitaire loopbaan heeft Kooiman zich zo langdurig en vergaand theoretisch verdiept. Zijn motivatie voor deze exercitie komt voort uit een oprechte zorg voor de sociaal-democratie. Hij acht het de hoogste tijd dat nieuwe besturingsvormen worden ontwikkeld en via de governance-theorie heeft hij hiertoe de theoretische ruimte gecreëerd (Van Eeden, 1996, p. 13). Deze zoektocht leidde ook tot internationale samenwerking, die begon in een werkgroep van het European Consortium for Political Research (ECPR) in Essex in april 1991 over governance, bijeengeroepen door Jan Kooiman. Doel van de werkgroep was na te gaan of de in Nederland geconstateerde veranderingen in de meer traditionele patronen van ‘governing’ en ‘governance’ ook konden worden gevonden in andere West-Europese landen. De resultaten zijn te lezen in het door Jan Kooiman geredigeerde boek Modern governance uit 1993. Het boek verkent nieuwe vormen van interactie tussen de publieke en de private sector en probeert die te verklaren in termen van het omgaan met de dynamiek, complexiteit en diversiteit van de moderne samenleving. Op die manier worden de contouren ontwikkeld van een nieuwe theorie over sociaal-politiek bestuur (governance-theorie). De drie conceptuele hoofdstukken van het boek zijn geschreven door Renate Mayntz, Andrew Dunsire en Jan Kooiman zelf, die ook de slotbeschouwing met de aanbevelingen voor zijn rekening neemt.5x Van Nederlandse zijde zijn in deze bundel ook bijdragen te vinden van Marijke Prins, Martijn van Vliet, Vincent Kouwenhoven, Herman Aquina met Hans Bekke en Walter Kickert en van Vlaamse zijde van Geert Bouckaert. Een eerste uitwerking van de governance-theorie is te vinden in zijn hoofdstuk in de bundel Debating governance onder redactie van Jon Pierre (Kooiman, 2000), waarbij hij speciaal ingaat op een bepaald aspect van zijn theorie: de vraag naar verschillende niveaus, wijzen en orden van ‘modern governance’ als patronen van ‘societal governance’. De essentie van de benadering is dat ‘modern governance’ een mix is van allerlei niveaus, wijzen en orden, die kunnen worden gezien als ‘antwoorden’ van de moderne samenlevingen op veranderende eisen die aan het bestuur worden gesteld. Daarbij maakt Kooiman een onderscheid tussen ‘self-governing’, ‘co-governing’, ‘hierarchical governing’ en ‘mixed-mode governing’. Een volledige uitwerking van zijn benadering is te vinden in zijn boek Governing as governance, dat in 2003 bij uitgeverij Sage is verschenen. Daarin werkt hij ook het onderscheid tussen eerste, tweede en metaorden verder uit om de vele verschillende structuren en niveaus van modern bestuur van vandaag te illustreren.
-
9 ‘Governability’ en het nieuwe paradigma van New Public Governance
Een belangrijk concept binnen zijn governance-theorie is ‘governability’, dat we ook in zijn oudere werk al terugzagen via de term ‘bestuurbaarheid’. Besturen (‘governing’) is niet alleen de dingen die bestuurders doen of niet doen of de dingen die bestuurden doen of niet doen; uiteindelijk wordt de kwaliteit van het bestuurssysteem afgemeten aan het begrip ‘governability’, een begrip dat niet alleen uitdrukt hoe het systeem zichzelf bestuurt als geheel, maar ook hoe het zichzelf wenst te besturen als geheel. Dat betekent dat er op een gegeven moment een afstemming moet plaatsvinden tussen het empirische en het normatieve element: op dat moment wordt ook het meest expliciet aan ‘governability’ gedaan. ‘Governance’ en ‘governability’ zijn voor Jan Kooiman begrippen met een hoge politieke waarde-inhoud en daarom zijn politieke visies op dit onderwerp zowel noodzakelijk als mogelijk (Kooiman, 2000, pp. 159-161). In de periode na 2000 heeft Jan Kooiman met anderen (bijv. Kooiman et al., 2008) zijn theorie ook toegepast op systemen voor natuurlijke hulpbronnen, in het bijzonder visserijgronden. Hun artikel uit 2008 gebruikt voorbeelden uit de vangstvisserij en de aquacultuur om het potentiële nut van het begrip ‘governability’ als beoordelingskader te illustreren. Een volgende stap is het ontwikkelen en testen van kwalitatieve en kwantitatieve maatstaven voor bestuurbaarheid, waarbij gebruik wordt gemaakt van empirische casestudies op verschillende schaalniveaus. Gezien de in het artikel geschetste sterke en zwakke punten en uitdagingen voor het bestuur, zijn de mogelijkheden om de bestuurbaarheid te verbeteren over het algemeen enorm. Voor dit doel moeten de schaal (‘scale’) en het bereik (‘scope’) van het bestuurssysteem worden afgestemd op de kenmerken van het te besturen systeem.6x In een door MARE, centrum voor maritiem onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam, in 2017 georganiseerd congres is in de vorm van een workshop aandacht besteed aan de intellectuele nalatenschap van Jan Kooiman. Van de kant van de bestuurskundige gemeenschap in Nederland participeerde Walter Kickert in deze workshop. De belangrijkste bevindingen van zijn governance-theorie heeft Kooiman ook gepubliceerd in zijn bijdrage aan de door Stephen Osborne geredigeerde bundel The New Public Governance? uit 2010. Deze bundel presenteert nieuwe perspectieven op ‘public governance’, die worden gepresenteerd als een alternatief paradigma met de naam New Public Governance (NPG) voor de oude paradigma’s Public Administration (PA) en New Public Management (NPM).7x Er zijn ook andere Nederlandse bijdragen in deze bundel van de hand van Taco Brandsen (Nijmegen), Erik-Hans Klijn (Rotterdam) en Menno Huys (TU Delft) met Joop Koppenjan (TU Delft, later Rotterdam). Zijn ‘socio-political governance’ ziet Osborne als een van de vijf ‘strengen’ van het begrip ‘public governance’. Jan Kooiman besluit zijn bijdrage met de opmerking dat het begrip ‘governability’ zijn nut inmiddels ruimschoots heeft bewezen in het onderzoek naar hulpbronnen van het water (‘aquatic resources’), maar dat er geen enkele reden te bedenken is waarom het niet zou kunnen worden toegepast op andere maatschappelijke terreinen.
-
10 Tot besluit
Hoewel hij internationaal de grootste invloed heeft gehad (vooral na zijn emeritaat in 1996) als een van de grondleggers van de governance-theorie, mogen ook de verdiensten van Kooiman voor de bestuurskunde en voor de bestuurswetenschappen – afgezien van zijn proefschrift relatief weinig voor het lokaal bestuur – nationaal niet worden onderschat. Een voorbeeld is zijn advieswerk, dat zijn hoogtepunt vond in de Commissie Hoofdstructuur Rijksdienst, meestal naar haar voorzitter commissie-Vonhoff genoemd. Henk van Ruller en Martijn van Vliet (1996, p. vii) schetsen zijn loopbaan als een ‘dynamische wisselwerking’ tussen wetenschap, politiek, bestuur en kunst. Kunst, omdat hij ook nog een begenadigd kunstdrukker was. Voor het kunstdrukken heeft hij geen opleiding gevolgd. Dat heeft Jan Kooiman zichzelf aangeleerd, gewoon door het te doen. Mensen die hem persoonlijk hebben meegemaakt (Van Eeden, 1996, p. 13), typeren hem als iemand die zichzelf en zijn denkbeelden niet graag en niet snel op de voorgrond plaatst. In Rotterdam kon hij als bestuurskundige binnen de faculteit Bedrijfskunde zijn eigen plan trekken, los van de vakgroep Bestuurskunde aan de faculteit Sociale Wetenschappen. Die terughoudendheid verklaart waarschijnlijk mede waarom zijn overlijden in januari 2016 nagenoeg geruisloos aan de bestuurskundige gemeenschap in Nederland (inclusief de redactie van Bestuurswetenschappen) voorbij is gegaan.
Literatuur Beek, M. A. (1969). W.J. Kooiman (1903-1968). Universiteit van Amsterdam.
Bleich, A. (2008). Joop den Uyl 1919-1987: Dromer en doordouwer (ook verdedigd als proefschrift aan de Universiteit van Amsterdam op 21 februari 2008). Balans.
Daalder, H. (1984). De Nederlandse politicologie: Een tussenbalans. Acta Politica, 19(4), 441-462.
Daalder, H. (1997). Universitair panopticum: Herinneringen van een gewoon hoogleraar. Arbeiderspers.
De Leeuw, A. C. J. (1974). Systeemleer en organisatiekunde: Een onderzoek naar mogelijke bijdragen van de systeemleer tot een integrale organisatiekunde (proefschrift Technische Universiteit Eindhoven). Stenfert Kroese.
Eldersveld, S. J., Kooiman, J., & Van der Tak, T. (1980). Bestuur en beleid: Politiek en bestuur in de ogen van Kamerleden en hoge ambtenaren. Van Gorcum.
Eldersveld, S. J., Kooiman, J., & Van der Tak, T. (1981). Elite images of Dutch politics: Accommodation and conflict. Martinus Nijhoff.
Kickert, W. F. M. (1979). Organisation of decision-making: A systems-theoretical approach (proefschrift Technische Universiteit Eindhoven). North-Holland Publishing Company.
Kickert, W. F. M. (1996). Besturen en publiek management. In H. van Ruller & M. van Vliet (Red.), Beeldvorming, instrument, actie: Gedachten over besturen en bestuurskunde naar aanleiding van het werk van prof. dr. Jan Kooiman (pp. 95-101). Van Gorcum.
Kleijn, A. (1957). Besturen als kunst (oratie Economische Hogeschool Rotterdam). Samsom.
Kooiman, J. (1970). Besturen is beslissen: Analyse van besluitvorming bij de overheid getoetst in San Francisco (proefschrift Universiteit Leiden, verdedigd op 13 januari 1971). Boom.
Kooiman, J. (1971). Regeringsbeleid als proces. Acta Politica, 6(4), 389-401.
Kooiman, J. (1974). Het politieke proces in de ogen van hoge ambtenaren en politici: Een eerste verkenning. In Politisering van het openbaar bestuur (pp. 67-79). Congresuitgave Vereniging voor Bestuurskunde.
Kooiman, J. (1976). Koers sturen: Beschouwingen over besturing door de overheid (oratie Erasmus Universiteit Rotterdam). VNG Den Haag.
Kooiman, J. (Red.). (1980). De verzorgingsstaat: Bestuurlijk een chaos? (congrespublicatie 1979). Geschriften van de Vereniging voor Bestuurskunde. Samsom.
Kooiman, J. (1985). To govern is more than to decide. In L. E. M. Klinkers (Ed.), Life in public administration (pp. 98-111). Leemans-bundel (afscheidsbundel voor Anne Leemans). Kobra.
Kooiman, J. (1988). Besturen: Maatschappij en overheid in wisselwerking. Van Gorcum.
Kooiman, J. (1992). Bestuurswetenschappen en bestuurswetenschappen. Bestuurswetenschappen, 46(5), 381-383.
Kooiman, J. (Ed.). (1993). Modern governance: New government-society interactions. Sage Publications.
Kooiman, J. (2000). Societal governance: Levels, models and orders of social-political interaction. In J. Pierre (Ed.), Debating governance: Authority, steering, and democracy (pp. 138-164). Oxford University Press.
Kooiman, J. (2003). Governing as governance. Sage Publications.
Kooiman, J. (2010). Governance and governability. In S. P. Osborne (Ed.), The New Public Governance? Emerging perspectives on the theory and practice of public governance (pp. 72-86). Routledge.
Kooiman, J., & Tjeenk Willink, H. D. (1973). Bestuurskundig onderzoek: Problemen en vooruitzichten. Bestuurswetenschappen, 27(3), 156-161.
Kooiman, J., Bavinck, M., Chuenpagdee, R., Mahon, R., & Pullin, R. (2008). Interactive governance and governability: An introduction. Journal of Transdisciplinary Environmental Studies, 7(1), 1-11.
Merlin, P. (1996). Visie op politiek-maatschappelijk besturen. In H. van Ruller & M. van Vliet (Red.), Beeldvorming, instrument, actie: Gedachten over besturen en bestuurskunde naar aanleiding van het werk van prof. dr. Jan Kooiman (pp. 1-12). Van Gorcum.
Polak, J. M. (1996). De plaats van het bestuursrecht binnen de bestuurswetenschappen. In H. van Ruller & M. van Vliet (Red.), Beeldvorming, instrument, actie: Gedachten over besturen en bestuurskunde naar aanleiding van het werk van prof. dr. Jan Kooiman (pp. 66-75). Van Gorcum.
Raadschelders, J. C. N. (1998). Vijftig jaar Bestuurswetenschappen: 1947-1996. In H. M. de Jong (Red.), Bestuurswetenschappen: Een analyse van 50 jaar Bestuurswetenschappen (pp. 4-39). VNG uitgeverij.
Rosenthal, U. (1974). De relatie tussen politiek en bestuur: Politisering van het openbaar bestuur? In Politisering van het openbaar bestuur (pp. 40-64). Congresuitgave Vereniging voor Bestuurskunde.
Van Eeden, I. (1996). De verborgen vrijheidspraktijken van Jan Kooiman. In H. van Ruller & M. van Vliet (Red.), Beeldvorming, instrument, actie: Gedachten over besturen en bestuurskunde naar aanleiding van het werk van prof. dr. Jan Kooiman (pp. 13-18). Van Gorcum.
Van Ruller, H., & Van Vliet, M. (Red.). (1996). Beeldvorming, instrument, actie: Gedachten over besturen en bestuurskunde naar aanleiding van het werk van prof. dr. Jan Kooiman. Van Gorcum.
Van Thijn, E. (1996). Jan Kooiman als early warning system. In H. van Ruller & M. van Vliet (Red.), Beeldvorming, instrument, actie: Gedachten over besturen en bestuurskunde naar aanleiding van het werk van prof. dr. Jan Kooiman (pp. 58-65). Van Gorcum.
Werdmölder, H. (2021). Den Hollander: Dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie. Blauwburgwal.
Noten
-
1 Als medewerker op het Amerika Instituut van de Universiteit van Amsterdam was Jan Kooiman speciaal belast met de aanschaf van nieuwe boeken, die hij zo nodig besprak met Arie den Hollander (Werdmölder, 2021, p. 216). Tussen hem en Den Hollander ontstond echter onenigheid toen Jan Kooiman als politiek assistent ging meedraaien in de verkiezingscampagne van PvdA-politicus Joop den Uyl. Dat irriteerde Den Hollander, die vond dat zijn medewerker op het instituut aanwezig moest zijn. Dat Den Uyl nog heeft getracht om een goed woordje voor Kooiman te doen, werd door Den Hollander, een dwarse geleerde, minder op prijs gesteld (Werdmölder, 2021, p. 274). Kooiman werd zo gedwongen om te zien naar een andere promotor die zijn situatie kon begrijpen (Daalder, 1997, pp. 254-255).
-
2 De sterke persoonlijke band tussen Kooiman en Den Uyl blijkt uit het feit dat Den Uyl onmiddellijk terugvloog naar Nederland vanuit Finland na het dodelijke ongeluk van diens vrouw Rienkje Tjalma in juli 1970 (Bleich, 2008, p. 459) en uit het voorlezen van gedichten door Kooiman bij het ziekbed van Den Uyl in 1987 (Bleich, 2008, p. 450).
-
3 Walter Kickert (1996, p. 95) wijst op de sterke invloed van de bedrijfskundige systeemtheoreticus Ton de Leeuw (1974) op Kooiman in de beginfase van het ‘besturingsparadigma’. Het was dus geen toeval dat Jan Kooiman in de promotiecommissie zat toen Kickert in 1979 in Eindhoven bij De Leeuw promoveerde. Theo van der Tak, Frans van Nispen, Lucas Meijs, Gerard Gerding, Perrine Merlin en Martijn van Vliet behoren tot diens eigen promovendi.
-
4 Het boek is opgedragen ter nagedachtenis aan leermeester en vriend dr. Joop den Uyl (1919-1987). In het voorwoord bedankt Kooiman speciaal drs. C.J.A.M. (Inez) van Eeden voor de prettige samenwerking (zie Van Eeden, 1996). Zij was tussen 1984 en 1996 nauw betrokken geraakt bij de theorieontwikkeling van Jan Kooiman. Zij vindt in 1996 dat het emeritaat van Kooiman te vroeg komt, omdat er een grote belofte in de theorie schuilt en zij weet dat er nog veel ongepubliceerd materiaal ligt te wachten op uitwerking. Ze spreekt in haar bijdrage aan de afscheidsbundel de hoop uit dat Kooiman, ondanks zijn emeritaat, hiervoor de tijd krijgt en neemt (Van Eeden, 1996, p. 18).
-
5 Van Nederlandse zijde zijn in deze bundel ook bijdragen te vinden van Marijke Prins, Martijn van Vliet, Vincent Kouwenhoven, Herman Aquina met Hans Bekke en Walter Kickert en van Vlaamse zijde van Geert Bouckaert.
-
6 In een door MARE, centrum voor maritiem onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam, in 2017 georganiseerd congres is in de vorm van een workshop aandacht besteed aan de intellectuele nalatenschap van Jan Kooiman. Van de kant van de bestuurskundige gemeenschap in Nederland participeerde Walter Kickert in deze workshop.
-
7 Er zijn ook andere Nederlandse bijdragen in deze bundel van de hand van Taco Brandsen (Nijmegen), Erik-Hans Klijn (Rotterdam) en Menno Huys (TU Delft) met Joop Koppenjan (TU Delft, later Rotterdam).