-
In maart 2022 vonden verkiezingen voor de gemeenteraad plaats in 333 gemeenten, en tot en met oktober zijn de colleges van B&W gevormd. De grote winnaar zijn de lokale partijen. Zij hebben hun positie in de gemeenteraden en de colleges van B&W aanzienlijk weten te versterken, zo laten we in dit artikel zien. We berekenen een conversiegetal dat het aantal wethouders in verhouding tot het aantal raadszetels aangeeft. Voor traditionele bestuurderspartijen als CDA, VVD en PvdA is dit conversiegetal groter dan een, en onze data laten zien dat dit conversiegetal voor lokale partijen steeds verder oploopt richting een. Colleges krijgen daarmee steeds meer het karakter van een afspiegelingscollege, waarbij partijen van enige omvang opgenomen worden. Verder maken we een in de politicologie gangbare uitsplitsing van de ideologische positie van lokale partijen, die laat zien dat lokale partijen met een sterke lokalistische focus een conversiegetal van net groter dan een hebben, terwijl het conversiegetal van lokale partijen met een protestkarakter aanzienlijk kleiner dan een is.
-
1 Inleiding
Tussen de jaren 1998 en 2022 is de positie van lokale partijen1x In dit artikel definiëren we lokale partijen als partijen die geen landelijke organisatie kennen; landelijke partijen kunnen op lokaal niveau vertegenwoordigd zijn doordat zij vooraf aan een gemeenteraadsverkiezing hun naam laten registreren bij de Kiesraad. De geregistreerde aanduidingen worden enkele maanden voor de verkiezing gepubliceerd (Stcrt. 2021, 50668). in gemeenteraden en colleges van B&W sterk gegroeid, zoals Lunsing en Herweijer (2016) en Gradus e.a. (2021, 2022) in eerdere artikelen hebben laten zien. Hun gemiddeld aandeel raadszetels steeg van 25% in 1998 naar 42% in 2022, en het aandeel wethouders steeg in dezelfde periode van 21% naar 36%. In de afgelopen twintig jaar ging deze stijging vooral ten koste van de traditionele (bestuurders)partijen (CDA, VVD en PvdA), die veel raadszetels en wethouders hebben moeten inleveren (met de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 voor de PvdA als uitzondering).
Om deze trend van de opkomst van lokale partijen inzichtelijker te maken zijn in Gradus e.a. (2022) conversiegetallen berekend die voor alle verkiezingsjaren tussen 1998 en 2022 per politieke partij het aandeel wethouders deelt door het aandeel raadszetels. In de volgende paragraaf geven we aan dat het conversiegetal voor lokale partijen steeds dichter bij een komt, wat laat zien dat deze partijen er steeds beter in slagen om het aantal raadszetels om te zetten in wethouderszetels. Volgens Van den Berg (2022) zijn door de deelname van lokale partijen de colleges steeds meer een afspiegeling van de grootste partijen in de gemeenteraad. Op basis van methoden voor coalitievorming zoals die eerder door Tops (1990) zijn ontwikkeld, zullen we aangeven dat onze methode van het conversiegetal aansluit bij zijn methode van de grootste gemiddelden. In het bijzonder zullen we stilstaan bij de vraag welke partijen er in 2022 in geslaagd zijn om hun raadszetels om te zetten naar wethouderszetels.
Tot nu toe is echter weinig onderzoek gedaan naar de onderliggende programmatische positionering van (onafhankelijke) lokale partijen. Een uitzondering daarop is Otjes (2021), die op basis van verkiezingsprogramma’s van gemeenteraadsverkiezingen van 2013 tot en met 2018 heeft aangegeven dat lokale partijen een lokalistische oriëntatie en een centrumrechtse positionering hebben, en in vergelijking met landelijke partijen vaker een protestkarakter. Voorts stelde hij vast dat binnen lokale partijen jongeren-, ouderen-, christelijke en progressieve lijsten van dit karakter afwijken. Zijn aanpak vormt een verfijning van de indeling op basis van de namen van partijen, zoals door Boogers e.a. (2007). Om deze trend verder uit te diepen hebben we – in aanvulling op eerdere artikelen – voor de verkiezingen in maart 2022 een uitsplitsing gemaakt van de lokale partijen op basis van hun ideologische karakter met behulp van de gedetailleerde uitslaggegevens op de website van het Nederlands Dagblad.2x In Gradus e.a. (2022) is gebruik gemaakt van de website van de NOS. Omdat de website van het Nederlands Dagblad de definitieve uitslag en ook de namen bevat, is deze website voor dit artikel gebruikt. Overigens zijn deze gegevens in principe gelijk aan die van de Kiesraad. Voordeel van de data van het Nederlands Dagblad is wel dat de (voorlopige) uitslag snel beschikbaar is. Ook maken we een ideologische uitsplitsing van de lokale partijen op basis van hun partijnaam, om de brede trend verder te specificeren.
Het artikel is maatschappelijk relevant omdat het kiezers inzicht geeft in het veranderende lokale politieke speelveld en in de mogelijke gevolgen ervan. Zo hebben Sebő e.a. (2023) laten zien dat in gemeenten waar lokale partijen in 2018 een raadsmeerderheid hebben verhoudingsgewijs meer wordt uitgegeven aan bestuur en ambtenarij, lokale gezondheidszorg, cultuur en recreatie. In het vervolg van het artikel concentreren we ons daarbij op drie vragen, namelijk:
Hoe ontwikkelt de bestuursmacht (uitgedrukt in een conversiegetal) van lokale politieke partijen zich in de loop van de tijd?
Hoe verhoudt deze bestuursmacht van lokale partijen zich in 2022 tot de bestuursmacht van landelijke partijen?
En voor de verkiezingen van maart 2022, indien een ideologische uitsplitsing wordt gemaakt van lokale partijen: wat zijn de raadszetels, de wethouderszetel en daarmee de bestuursmacht van de onderscheiden categorieën?
-
2 De opkomst van lokale politieke partijen en de coalitievorming
Hoewel er soms gedacht wordt dat de opkomst van lokale partijen een nieuw verschijnsel is, geven Boogers e.a. (2007) aan dat dit geenszins het geval is voor Nederland. Zo fluctueerde het percentage raadszetels van lokale partijen na de Tweede Wereldoorlog tot aan 1974 tussen de 21% en 26%. Vooral in de zuidelijke provincies van Nederland waren lokale politieke partijen actief. De verklaring die Janssen en Korsten (2003) hiervoor noemen, is dat de Katholieke Volkspartij (KVP) in het zuiden zo dominant was dat andere landelijke politieke partijen ervoor kozen om zich in diverse gemeenten niet verkiesbaar te stellen. Ook kwam het voor dat de KVP zich van deelname aan verkiezingen onthield, en deze overliet aan lokale politieke partijen (waarin de nodige KVP’ers waren opgenomen) omdat er toch geen sprake was van concurrentie van andere landelijke partijen. Vanaf de jaren zestig veranderde de situatie voor lokale politieke partijen. Ten eerste kwam er meer ruimte voor andere landelijke politieke partijen vanwege de ontzuiling. Ten tweede werd het door de schaalvergroting in het openbaar bestuur beter mogelijk voor landelijke politieke partijen om zich ook lokaal te organiseren (Boogers e.a., 2007). Op basis van de door hem onderzochte periode van 1946-1986 geeft Tops (1990) aan dat tot 1970 circa een kwart van de gemeenten alleen lokale partijen kent en dat dit aantal vooral na 1970 afneemt. In 1986 is het aantal gemeenten met alleen of een betekenisvol aantal lokale partijen beperkt.3x Dit wordt door Tops een gemengd ‘communaal’ partijsysteem genoemd, wat betekent dat lokale partijen ten minste 50% van de raadszetels bezitten. In 1986 hebben slechts 2 van 123 gemeenten een gemengd systeem (zie Tops, 1990: 54). Otjes (2018) constateert een revival van lokale partijen sinds het einde van de jaren negentig. Hij laat bijna een verdrievoudiging van het stemmenaandeel voor lokale partijen tussen 1986 en 2014 zien. In de twee meest recente raadsverkiezingen stijgt dit aandeel verder met circa 10%.
In Tops (1990) wordt eveneens ingegaan op de collegevorming in Nederlandse gemeenten in de periode 1946-1986. Om te bepalen of er sprake is van een afspiegelingscollege wordt het gemiddelde aantal raadszetels per wethouder van een politieke partij berekend.4x Overigens past Tops (1990, hoofdstuk 6) ook een tweetal andere methoden toe. Het betreft de methode van de grootste resten en de methode van de grootste aantallen. De voorkeur van Tops gaat uit naar de methode van de grootste gemiddelden. Afspiegeling volgens het criterium van de grootste gemiddelden betekent volgens Tops dat de partijen met de grootste gemiddelden uiteindelijk in het college zijn vertegenwoordigd. Bij niet-afspiegelingscolleges zijn ook partijen met een minder groot gemiddelde in het college vertegenwoordigd, of wordt een partij met een groot gemiddelde gepasseerd. Volgens Tops heeft 74% van de door hem onderzochte gemeenten een afspiegelingscollege (conform de methode van de grootste gemiddelden).
De discussie over afspiegelingscolleges speelde vooral in de jaren tachtig.5x In de jaren tachtig ontstond er vooral vanuit progressieve politieke partijen een roep om meerderheidscolleges, omdat deze niet de getalsmatige verhoudingen, maar de inhoudelijke verwantschap tussen partijen benadrukten. VVD en CDA hadden een meer pragmatische insteek (zie ook Tops, 1990). Niettemin kunnen we naar analogie van Tops wel conversiegetallen berekenen die helpen bij het duiden van de huidige ontwikkelingen op het gebied van lokale partijen in Nederland. Dit kan door het totale aandeel wethouders per partij te delen door het totale aandeel raadszetels per partij. Anders gezegd: het percentage wethouders dat een partij in alle Nederlandse gemeenten levert gedeeld door het percentage raadszetels dat door diezelfde partij in alle Nederlandse gemeenten wordt bezet. In Gradus e.a. (2022) is dit toegepast voor de zeven verkiezingen tussen 1998 en 2022, en van lokale partijen is dit conversiegetal opgenomen in tabel 1.
Tabel 1 Conversiegetal voor lokale partijenJaar Conversiegetal 1998 0,83 2002 0,82 2006 0,66 2010 0,84 2014 0,82 2018 0,86 2022 0,92 Bron: Gradus e.a. (2022).
Voor lokale partijen zien we dit conversiegetal oplopen van 0,83 in 1998 naar 0,92 in 2022, en daarmee steeds dichter bij een komen. Dit is een indicatie dat lokale partijen er steeds beter in slagen om hun raadszetels om te zetten in wethouderszetels. Hoewel tabel 1 een duidelijke trend laat zien, vormt 2006 een uitzondering, wat verklaard kan worden door het uitzonderlijke goede verkiezingsresultaat van de PvdA in dat jaar. Met dat verkiezingsresultaat wist de PvdA haar eigen conversiegetal te verhogen tot 1,27 ten koste van de lokale partijen.
-
3 Verhouding tussen lokale en landelijke partijen in 2022
Hoeveel zetels een gemeenteraad heeft varieert tussen de 9 (voor gemeenten met minder dan 3001 inwoners) en 45 (voor gemeenten met meer dan 200.000 inwoners). Tijdens de verkiezingen in maart vorig jaar waren in totaal 8237 raadszetels verkiesbaar. Al deze zetels verdelen we onder in een groep lokale partijen en per landelijke partij.6x Voor de definitie zie voetnoot 1. Momenteel zijn er zeventien landelijke partijen met raadszetels: PvdA, VVD, CDA, D66, GroenLinks, SP, ChristenUnie, SGP, PVV, PvdD, 50PLUS, DENK, FvD, Volt, BIJ1, JA21 en BVNL. Partijen als JEZUS LEEFT, die zich landelijk laat registreren, maar geen raadszetels heeft gewonnen, worden niet meegenomen.
In tabel 2 zijn conversiegetallen berekend die per politieke partij het aandeel wethouders deelt door het aandeel raadszetels.7x In deze tabel zijn ook de herindelingsverkiezingen meegenomen. Zo’n conversiegetal is nuttig om de verschillen tussen partijen helder te krijgen. De verwachting is dat traditionele partijen als CDA, VVD en PvdA een conversiegetal groter dan een hebben omdat ze van oudsher bestuurderspartijen zijn en daarmee relatief veel wethouders leveren, terwijl populistische of anti-establishmentpartijen juist een conversiegetal kleiner dan een hebben omdat ze zich afzetten tegen het bestuur.
Tabel 2 Landelijke partijen en hun conversiegetal, op basis van samenstelling na verkiezingen in maart 2022Wethouders Raadszetels Conversiegetal Lokaal 525 3.452 0,93 PvdA 114 558 1,24 VVD 191 990 1,17 CDA 206 1.105 1,13 D66 108 619 1,06 GroenLinks 91 537 1,03 SP 12 173 0,42 ChristenUnie 53 304 1,06 SGP 43 229 1,14 DENK 3 25 0,73 PvdD 4 63 0,39 Volt 1 20 0,30 50PLUS 0 24 0,00 BIJ1 0 8 0,00 BVNL 0 17 0,00 JA21 0 2 0,00 PVV 0 61 0,00 FvD 0 50 0,00 Uit tabel 2 blijkt dat de conversiegetallen van CDA, VVD en PvdA groter dan een zijn, wat hun positie als traditionele bestuurderspartij bevestigt. Voor D66, SGP, ChristenUnie en GroenLinks zien we dat zij er recent in geslaagd zijn om ook wethouderszetels te bemachtigen in de gemeenten waar zij raadszetels bezetten. Het conversiegetal van de SP is in alle jaren duidelijk lager dan een, hetgeen erop duidt dat de SP er in de praktijk niet in slaagt om raadszetels om te zetten in posities in het college van B&W, wat hun positie als anti-establishmentpartij bevestigt.
Een opvallend resultaat uit tabel 2 is het conversiegetal van DENK. Op een totaal van 25 gemeenteraadszetels leverde deze partij drie wethouders: twee in Rotterdam en een in Schiedam. Met 0,73 heeft DENK een relatief hoog conversiegetal. Hiermee weet DENK zijn relatieve positie aan raadszetels goed te verzilveren voor wethouderszetels (hoewel ze in een zeer beperkt aantal gemeenten meedoen). Wat verder opvalt aan de tabel is dat de meeste van de kleinere partijen geen wethouders leveren en daarmee een conversiegetal van nul hebben. Voor FvD, PVV, JA21 en BVNL aan de rechterzijde en BIJ1 aan de linkerzijde is dit niet geheel onverwachts. Al deze partijen zetten zich – zij het om uiteenlopende redenen – af tegen het establishment en de bestuurlijke status quo. Hun positie in de gemeentelijke politiek is er daarmee een van oppositie en niet van bestuurlijke participatie. Voor JA21, die een gematigdere koers lijkt te varen dan PVV en FvD, zou dit in de toekomst kunnen gaan veranderen.
-
4 Classificatie van lokale partijen
Om deze trend verder uit te diepen hebben we – in aanvulling op eerdere artikelen – voor de verkiezingen in maart 2022 een uitsplitsing gemaakt van de lokale partijen op basis van hun ideologische karakter. Voor onze classificatie gebruiken we in navolging van de methode van Boogers e.a. (2007) de namen van de lokale partijen, en delen we deze in op basis van de classificatie zoals die eerder door Otjes (2021) is aangegeven.
In zijn classificatie verdeelt Otjes (2021) de lokale partijen op basis van partijnaam onder in zeven categorieën: lokalistisch, protest, jongeren, ouderen, progressief, liberaal en christelijk. Volgens Otjes zijn twee op de vijf lokale partijen die deelnamen aan de verkiezingen in 2018 lokalistische partijen,8x Overigens beschouwt Otjes (2021) alleen partijen waarvan een verkiezingsprogramma aanwezig of bekend is. waarbij namen als ‘Gemeentebelangen’ of ‘Dorpspartij’ duiden op het lokalistische karakter. Daarnaast is volgens de telling van Otjes een op de vijf lokale partijen een protestpartij, met namen als ‘Burgerbelangen’ of ‘Leefbaar’, die refereren aan het protestkarakter. Ook worden voor dezelfde categorie weleens termen als ‘Transparantie’, ‘Anders’ of ‘Verstandig’ in de naam gebruikt. Verder zijn er lokale partijen die een landelijke politieke stroming vertegenwoordigen, die weer onder te verdelen zijn in een progressieve, liberale of christelijke stroming. Omdat partijen als CDA, VVD en PvdA in de meeste gemeenten meedoen, zijn lokale partijen met een landelijke stroming in de naam beperkt aanwezig. Samen zijn ze volgens Otjes goed voor minder dan een zesde van de lokale partijen. Tot slot onderscheidt Otjes twee subcategorieën die zich richten op deelbelangen, namelijk op ouderen en op jongeren. Ook hier gaat het bij elkaar opgeteld om enkele procenten van het totaal aantal lokale partijen.
Op basis van zoekopdrachten op het internet hebben wij van alle lokale partijen de naam opgezocht,9x De wethouders van samengestelde (landelijke) partijen zijn alleen meegenomen als deze een nieuwe naam hanteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat Progressief Akkoord (eventueel tussen PvdA en GroenLinks) als een lokale partij wordt beschouwd. waarbij we uitgaan van de naam van de partij zoals vermeld op de site met verkiezingsuitslagen, samengesteld door het Nederlands Dagblad. Bij wethouders hebben wij via de website van de gemeenten gezocht naar de namen van lokale partijen die in het college van B&W zijn vertegenwoordigd. Als dit niet beschikbaar is, hebben wij een recent nieuwsbericht opgezocht over de afloop van de meest recente collegeonderhandelingen. Vervolgens zijn deze namen toebedeeld aan een van de zeven categorieën. Wanneer de partijnaam niet direct uitsluitsel biedt over de categorie waar zij in valt, hebben we gekeken op de site van de betreffende partij, en in sommige gevallen naar haar verkiezingsprogramma.
In tabel 3 zijn voor de verkiezingen van 2018 en 2022 de zetelaantallen (in aantal en aandeel) voor de zeven categorieën lokale partijen vergeleken.10x Op basis van data van het Nederlands Dagblad is dit ook in 2018 gebeurd voor 333 gemeenten die deelnamen aan de verkiezingen in 2022. Allereerst is het opvallend dat alle categorieën meer raadszetels hebben behaald in de meest recente verkiezingen. Lokale protestpartijen, liberale partijen en jongerenpartijen hebben in de afgelopen verkiezingen ook hun relatieve zetelaantal weten uit te breiden. Dit geldt in het bijzonder voor protestpartijen, die een hoger aandeel van ruim twee procentpunten in 2022 scoorden. Dit lijkt vooral ten koste te zijn gegaan van lokalistische partijen, die overigens als categorie nog steeds verreweg de grootste zijn.
Tabel 3 Subcategorieën van lokale partijen: ontwikkelingen in aandeel raadszetels tussen 2018 en 2022, aantal en aandeelCategorie Raadszetels 2018 Raadszetels 2022 Lokalistisch 1.616 (61,2) 1.865 (58,9) Protest 493 (18,7) 659 (20,8) Progressief 320 (12,1) 378 (11,9) Liberaal 75 (2,8) 97 (3,1) Ouderen 91 (3,4) 97 (3,1) Jongeren 26 (1,0) 43 (1,4) Christelijk 16 (0,6) 20 (0,6) Totaal 2.637 3.159 In tabel 4 staat het aandeel wethouders per categorie in 2022. Lokalistisch vormt veruit de grootste categorie (65,1% van de wethouders afkomstig van een lokale partij is in te delen als lokalistisch). Dit is verhoudingsgewijs groter dan het aandeel raadszetels. Lokalistische partijen kennen bovendien als enige subcategorie een conversiegetal groter dan een. Protestpartijen bezetten 18,8% van de wethouderszetels (voor lokale partijen) en 20,8% van de raadszetels. Met 0,84 is het conversiegetal lager dan een, maar nog steeds hoger in vergelijking met landelijke protestpartijen. Bij progressieve lokale partijen zien we een betrekkelijk laag conversiegetal van 0,72. Het ligt waarschijnlijk niet voor de hand dat wanneer GroenLinks, PvdA of een samenwerking van beide al in het gemeentebestuur is vertegenwoordigd, een lokale progressieve partij ook in het college zit. Er zijn slechts dertien wethouders voor een lokale ouderenpartij, en samen met nul voor 50PLUS is dit beperkt. Ook jongerenpartijen zijn beperkt vertegenwoordigd in het college; waar ze voorkomen is dit in studentensteden als Utrecht en Delft. Ook christelijke lokale partijen zijn zowel in 2018 als in 2022 zeer beperkt vertegenwoordigd, hetgeen met het ruime aanbod van landelijke christelijke partijen ook in de rede ligt.
Tabel 4 Subcategorieën van lokale partijen, aantal en aandeel wethouders (in lokalen), en conversiegetalCategorie Wethouders 2022 Conversiegetal Lokalistisch 319 (65,1) 1,03 Protest 92 (18,8) 0,84 Progressief 46 (9,3) 0,72 Liberaal 13 (2,7) 0,81 Ouderen 13 (2,6) 0,78 Jongeren 5 (1,0) 0,70 Christelijk 3 (0,6) 0,90 -
5 Conclusies en discussie
Nederland kent een duidelijke opkomst van lokale politieke partijen in recente jaren. Tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen in maart 2022 steeg het aantal raadszetels voor lokale partijen van 2637 in 2018 naar 3159. Lokale partijen hebben nu 525 wethouders. Er is een conversiegetal berekend dat het aandeel wethouders deelt door het aandeel raadszetels. Dit komt voor lokale partijen uit op 0,93 in 2022 en is hoger dan in eerdere jaren (Gradus e.a., 2022). Dit laat zien dat lokale partijen er steeds beter in slagen om het aantal raadszetels om te zetten in wethouderszetels. Van de landelijke partijen hebben in 2022 PvdA en DENK het grootste conversiegetal, waarbij de laatste een uitzondering vormt omdat ze in een beperkt aantal gemeenten meedoen. Volgens Van den Berg (2022) is de toenemende rol van lokale partijen in het gemeentebestuur een indicatie dat colleges steeds meer het karakter krijgen van een afspiegelingscollege. Of dit zo is, vergt nog wel een nadere analyse van de coalitievorming op gemeenteniveau. De methoden zoals Tops (1990) die eerder heeft ontwikkeld, zouden daarbij behulpzaam kunnen zijn.
Nu is de opkomst van de lokale partijen geen typisch Nederlands fenomeen, hoewel het aandeel raadszetels van lokale partijen in Nederland wel uitzonderlijk groot is. Daar komt bij dat Nederlandse lokale partijen – zeker na de verkiezingen van 2018 en 2022 – vaak deel uitmaken van het college van B&W, terwijl we bijvoorbeeld in Duitsland zien dat lokale partijen vaak het karakter hebben van een protestpartij, en dus concurreren met het rechts-populistische Alternative für Deutschland (AfD) (Jankowski e.a., 2021). Jankowski e.a. (2021) laten op een andere manier zien dat de anti-establishmentpartij AfD en lokale partijen in elkaars vaarwater zitten. Met behulp van een empirische schatting voor de deelstaat Nedersaksen geven zij aan dat in gemeenten waar AfD meedeed aan de verkiezingen in 2018 het stemmenaandeel van lokale partijen significant daalde met meer dan drie procentpunten. Voor Nederland is in Gradus e.a. (2023) een vergelijkbare difference-to-difference schatting uitgevoerd, waar de PVV in 2018 in 31 gemeenten een of meer zetels behaalde. Omdat er geen significant ‘treatment’-effect is op zetelaantal van lokale partijen van het meeconcurreren van de PVV, is dit een indicatie dat de PVV en lokale partijen geen communicerende vaten zijn in Nederland. Nu hebben in 2022 vier populistische partijen (PVV, FvD, BVNL en JA21) in een groot aantal gemeenten raadszetels en toekomstig onderzoek kan nuttig zijn om te bezien of dit nog steeds het geval is.
Op basis van Boogers e.a. (2007) en Otjes (2021) hebben wij de lokale partijen die na de laatste raadsverkiezingen in de gemeenteraad en het college zijn vertegenwoordigd, geclassificeerd op basis van hun naam. Lokalistische partijen vormen de grootste subcategorie met in 2022 bijna 60% van het zetelaantal van lokale partijen. Ook slagen zij er relatief goed in om een wethouderszetel te bemachtigen en kennen zij als enige categorie een conversiegetal groter dan een. Protestpartijen zien hun zetelaantal groeien, hoewel zij er minder in slagen om wethouderzetels te bemachtigen. Als we het echter vergelijken met het conversiegetal van landelijke protestpartijen, dan blijkt dat de lokale variant meer participeert in het gemeentebestuur.
Uiteraard kent de classificatie op basis van namen haar beperkingen. Lokale partijen zijn in de analyse voor dit artikel toebedeeld aan één categorie, terwijl sommige partijen (en hun namen) kenmerken vertonen van meerdere categorieën. Zo is de liberale volkspartij Roermond ingedeeld bij liberalen, terwijl deze partij ook sterke protestkenmerken heeft. Nu heeft Otjes (2021) naast de partijnamen ook hun verkiezingsprogramma’s gebruikt om lokale partijen te categoriseren op verschillende dimensies (zoals links-rechts en anti-elitisme). In navolging daarvan zouden in toekomstig onderzoek de collegeprogramma’s bestudeerd kunnen worden. Bij protestpartijen zou het interessant zijn om na te gaan of deze partijen in het college ander gedrag vertonen, aangezien ze zich profileren als tegen de bestuurlijke status quo. We laten dat graag als suggesties voor toekomstig onderzoek.
Literatuur Berg, J.T.J. van den, ‘Terug naar het afspiegelingscollege?’, 28 februari 2022, gevonden op www.montesquieu-instituut.nl.
Boogers, M.J.G.J.A., A.P.M. Lucardie & G. Voerman, Lokale politieke groeperingen. Belangenbehartiging, protest en lokalisme, Universiteit van Tilburg/Rijksuniversiteit Groningen, Tilburg/Groningen: 2007.
Gradus, R.H.J.M., G.T. Budding & E. Dijkgraaf, ‘Lokale democratie. Opkomst lokale partijen en politieke fragmentatie’, Bestuurswetenschappen, 2021/3, p. 5-17.
Gradus, R.H.J.M., E. Dijkgraaf & G.T. Budding, ‘Dutch municipal elections 1998-2018. What explains the electoral success of local parties?’, Local Government Studies, 2023/1, p. 78-99.
Gradus, R.H.J.M., G.T. Budding, A.S.C. Faber & S. Klarenbeek, ‘Van Raad naar College. De opkomst van lokale partijen in het gemeentebestuur’, Me Judice, 28 december 2022.
Jankowski, M., C.M. Juen & M. Tepe, ‘The impact of anti-establishment parties on the electoral success of independent local lists. Evidence from Germany’, Party Politics, 2021/1, p. 127-136.
Janssen, J.I.H. & A.F.A. Korsten, ‘De wederopstanding van lokale lijsten’, Bestuurswetenschappen, 2003/2, p. 90-112.
Lunsing, J.R. & M. Herweijer, ‘Politieke fragmentatie in Nederlandse gemeenten’, Bestuurswetenschappen, 2016/1, p. 5-16.
Nederlands Dagblad, Verkiezingensite.nl, laatst geraadpleegd op 30 januari 2023.
Otjes, S., ‘Pushed by national politics or pulled by localism? Voting for independent local parties in the Netherlands’, Local Government Studies, 2018/3, p. 305-328.
Otjes, S., ‘Waar staan lokale partijen? De programmatische positionering van lokale partijen’, Bestuurswetenschappen, 2021/4, p. 57-73.
Sebő, M., R.H.J.M. Gradus & G.T. Budding, The influence of independent local parties on debt and spending. Evidence from Dutch municipalities, Research Institute of Applied Economics UB Barcelona Working Paper 2023/04, Barcelona: 2023.
Tops, P.W., Afspiegeling en afspraak. Coalitietheorie en collegevorming in Nederlandse gemeenten (1946-1986), proefschrift Universiteit Leiden, Den Haag: 1990.
- * Bram Faber, nu werkzaam bij de Rekenkamer Metropool Amsterdam, schrijft dit artikel op persoonlijke titel.
-
1 In dit artikel definiëren we lokale partijen als partijen die geen landelijke organisatie kennen; landelijke partijen kunnen op lokaal niveau vertegenwoordigd zijn doordat zij vooraf aan een gemeenteraadsverkiezing hun naam laten registreren bij de Kiesraad. De geregistreerde aanduidingen worden enkele maanden voor de verkiezing gepubliceerd (Stcrt. 2021, 50668).
-
2 In Gradus e.a. (2022) is gebruik gemaakt van de website van de NOS. Omdat de website van het Nederlands Dagblad de definitieve uitslag en ook de namen bevat, is deze website voor dit artikel gebruikt. Overigens zijn deze gegevens in principe gelijk aan die van de Kiesraad. Voordeel van de data van het Nederlands Dagblad is wel dat de (voorlopige) uitslag snel beschikbaar is.
-
3 Dit wordt door Tops een gemengd ‘communaal’ partijsysteem genoemd, wat betekent dat lokale partijen ten minste 50% van de raadszetels bezitten. In 1986 hebben slechts 2 van 123 gemeenten een gemengd systeem (zie Tops, 1990: 54).
-
4 Overigens past Tops (1990, hoofdstuk 6) ook een tweetal andere methoden toe. Het betreft de methode van de grootste resten en de methode van de grootste aantallen. De voorkeur van Tops gaat uit naar de methode van de grootste gemiddelden.
-
5 In de jaren tachtig ontstond er vooral vanuit progressieve politieke partijen een roep om meerderheidscolleges, omdat deze niet de getalsmatige verhoudingen, maar de inhoudelijke verwantschap tussen partijen benadrukten. VVD en CDA hadden een meer pragmatische insteek (zie ook Tops, 1990).
-
6 Voor de definitie zie voetnoot 1. Momenteel zijn er zeventien landelijke partijen met raadszetels: PvdA, VVD, CDA, D66, GroenLinks, SP, ChristenUnie, SGP, PVV, PvdD, 50PLUS, DENK, FvD, Volt, BIJ1, JA21 en BVNL. Partijen als JEZUS LEEFT, die zich landelijk laat registreren, maar geen raadszetels heeft gewonnen, worden niet meegenomen.
-
7 In deze tabel zijn ook de herindelingsverkiezingen meegenomen.
-
8 Overigens beschouwt Otjes (2021) alleen partijen waarvan een verkiezingsprogramma aanwezig of bekend is.
-
9 De wethouders van samengestelde (landelijke) partijen zijn alleen meegenomen als deze een nieuwe naam hanteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat Progressief Akkoord (eventueel tussen PvdA en GroenLinks) als een lokale partij wordt beschouwd.
-
10 Op basis van data van het Nederlands Dagblad is dit ook in 2018 gebeurd voor 333 gemeenten die deelnamen aan de verkiezingen in 2022.
Bestuurswetenschappen |
|
Artikel | Lokale partijen steeds meer vertegenwoordigd in gemeentebestuur |
Auteurs | Raymond Gradus, Bram Faber en Stijn Klarenbeek * xBram Faber, nu werkzaam bij de Rekenkamer Metropool Amsterdam, schrijft dit artikel op persoonlijke titel. |
DOI | 10.5553/Bw/016571942023077004002 |
Toon PDF Toon volledige grootte Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze Citaties (1) |
Dit artikel is keer geraadpleegd. |
Dit artikel is 0 keer gedownload. |
Raymond Gradus, Bram Faber en Stijn Klarenbeek, 'Lokale partijen steeds meer vertegenwoordigd in gemeentebestuur', BW 2023-4, p. 6-15
In March 2022, elections for the municipal council took place in 333 municipalities in the Netherlands, and executive boards were formed up until the end of October. The big winners are the local parties. They have considerably strengthened their position in the Dutch municipal councils and executive boards, as we show in this article. We calculate a conversion rate that indicates the number of aldermen in relation to the number of council seats. For traditional governing parties such as CDA (the Christian Democrats), VVD (the liberals) and PvdA (the social democrats), the conversion rate is more than one, and our data shows that for local parties this conversion rate continues to increase towards one. As a result, executive boards are increasingly taking on the character of a reflective board, in which parties of some size are included. We also break down the ideological position of local parties that is common in political science, which shows that local parties with a strong focus on local issues have a conversion rate of just over one, while the conversion rate for local parties protesting about a particular issue is considerably lower than one. |
Dit artikel wordt geciteerd in
- Raymond Gradus, Stijn Klarenbeek en Bram Faber, "Coalitievorming op provinciaal niveau in een gefragmenteerd politiek landschap" (Bestuurs­wetenschappen, aflevering 3 2024)