De klassenmigrant als pionierende verbinder
-
Schaamte
Milio beschrijft heel gedetailleerd hoe armoede zich kan ontvouwen in verschillende situaties. School hoeft bijvoorbeeld niet alleen een plek te zijn waar je leert, maar kan ook een plek zijn waar je tot rust komt en gezien wordt. Armoede is ook voelbaar als je vrienden thuis wilt uitnodigen of bij vrienden op bezoek gaat. ‘Het was een confronterend moment. Ik voelde me meteen anders en durfde geen vrienden thuis uit te nodigen omdat ze zouden zien dat we geen computer, laat staan elektriciteit hadden.’ Dit is herkenbaar. De confrontatie dat anderen het beter hebben en de schaamte dat je dit zelf niet kunt bieden, kan heel intens voelen. Ik ben opgegroeid in Vught, waar het verschil tussen arm en rijk best groot is. Dat zag je tijdens kinderfeestjes. Ik vond het lastig en voelde me bezwaard om naar verjaardagen van anderen te gaan omdat er dan ook geld nodig was voor een cadeautje, en geld was al beperkt. Er was ook geen geld voor zwemles of sport. Ik nodigde ook mijn vrienden liever niet thuis uit, omdat ik me schaamde voor mijn huis, dat minder welvarend was dan dat van de meeste vrienden. Maar tóch ging me dat beter af bij bepaalde vrienden dan bij andere. En ik ben er steeds meer achter hoe dat kwam.
-
Ongeschreven regels
Wat ik herken in Milio’s ervaringen is dat sociale activiteiten ook kunnen zorgen voor een confrontatie met tekortkomingen, en mentale inspanning kunnen veroorzaken. Het is dan heel moeilijk om te proberen jezelf helemaal bloot te geven. In het hoofdstuk ‘21 diner’ bijvoorbeeld schrijft Milio over hoe hij deze avond beleefde, hoe zijn onwetendheid over zo’n typisch diner omslaat in reflectie, schaamte en de denkkracht om een gesprek voor te bereiden. ‘Vanuit mijn ooghoeken voelde ik hem al aankomen en ik bereidde me mentaal voor op die ene vraag die niemand die in een soortgelijke situatie als ik is opgegroeid wil horen.’ Ook dit is herkenbaar. Ondanks dat vrijwel alle 21 diners prettig waren, merkte ik bij de eerste diners ook een soort ongemak. Ik moest ook wennen aan in een grote groep zitten of voor een groep spreken. Ongeschreven regels is een terugkerend thema in Milio’s boek.
Als eerstegeneratiestudent herken ik mezelf ook in Milio’s ervaringen op de universiteit. Studeren is niet alleen voldoendes halen; het is ook veel lezen, vaardigheden opdoen, kritisch leren denken en het leren kennen van andere mensen. Een laptop kunnen kopen. Het ontbreekt vaak aan de benodigde hulpbronnen om volwaardig te kunnen deelnemen aan (extracurriculaire) activiteiten. Het gevoel dat heel veel dingen voor mij niet vanzelfsprekend waren, net zoals voor Milio, zorgde ervoor dat ik me lang een buitenstaander heb gevoeld. Maar de afstand naar medestudenten hoeft niet alleen op de universiteit te gelden. Ook thuis kan er afstand ontstaan door geen aansluiting (meer) te ervaren of onbegrip uit gebrek aan ervaring of kennis. Dan kan het soms ook eenzaam zijn om je vleugels uit te slaan.
In de loop van de tijd kreeg ik steeds betere contacten op de universiteit die mij goed hielpen, maar ook waren er ouders van goede vrienden die mij financieel gesteund hebben. Mijn les is om vragen te stellen en te praten over uitdagingen met anderen, risico’s te nemen en proberen te doen wat je leuk vindt. Dan overwin je veel obstakels.
-
Erbij horen; waarbij?
Door het Eerste Generatie Fonds spreek ik veel studenten wier ouders niet hebben gestudeerd. Ik realiseer me ook steeds, mede door Milio’s verhaal, dat iedere eerstegeneratiestudent heel specifieke uitdagingen kan hebben, afhankelijk van bijvoorbeeld de sociaaleconomische situatie thuis, de stabiliteit van het gezin, cultuur, type woonplaats, de diversiteit van die woonplaats en dergelijke. Velen ervaren juist steun, erkenning en veel bewondering. Velen slagen erin om een fantastische tijd aan de universiteit door te maken, te slagen met vlag en wimpel, en daarna een loopbaan te hebben waarmee ze gelukkig zijn. Dan is identiteitskapitaal cruciaal, zoals Mick Matthys schreef. Dan gaat het tevens om kunnen doorzetten en om relativeringsvermogen in te zetten. En om die afstand zowel op de universiteit als thuis te kunnen overstijgen. De invloed ervan wordt vaak onderschat en de waardering blijft achter. Dat herken ik ook in Milio’s verhaal. Ik heb echter ook bepaalde situaties anders ervaren. Zo kwam ik ook bij ‘geleerde’ families over de vloer die zich net zo weinig bezighielden met bijvoorbeeld politici, politieke partijen, bezoek aan musea of het lezen van kranten. Uitdagingen of “kloven” die eerstegeneratiestudenten kunnen ervaren gelden dus niet voor iedere eerste generatie en verschillen onderling. Het is belangrijk om voorzichtig om te gaan met het generaliseren van dergelijke uitdagingen.
‘De twijfels, onzekerheid en het gevoel dat je er niet bij hoort zullen we echter altijd blijven houden. Het is onderdeel van leren manoeuvreren in een wereld die niet voor ons gemaakt is.’ Met het tweede ben ik het eens, met het eerste minder (omdat Milio ‘we’ schrijft heb ik het idee dat ik me als eerste generatie of als iemand die ook in armoede is opgegroeid, aangesproken dien te voelen). Maar mijn onzekerheid en gevoel dat ik er niet bij hoor zijn langzamerhand wel weggevallen. Ik zou ook niet goed weten waar ik bij zou moeten horen. Door mijn jeugd zie ik steeds meer in dat een samenleving één grote groep is met als het ware verschillende teams met hun eigen spelregels en normen en waarden. De onzichtbare sociale ladder bestaat eigenlijk voor mij niet meer. Je kunt de samenleving zien als een groep met verschillende gemeenschappen. Je maakt je eigen thuis. Het valt mij op dat velen – die een onbekend terrein betreden – een exploratief karakter hebben en zich goed kunnen verbinden met verschillende sociale groepen.
-
Welkom voelen en oprechte beloning
Waar draait het werkelijk om? Voor mij betekent dat je welkom voelen. Dan helpen introductie, ondersteuning en herkenbaarheid. Het gaat dan om het zichtbaar en grijpbaar maken van ongeschreven regels en het op waarde schatten van hulpbronnen en kapitalen die van belang zijn, maar vaak onderbelicht worden. Het gaat erom elkaar niet stekelig te corrigeren omdat bepaalde gedragswaarden anders zijn.
Het is tijd voor vragen en veranderingen op systeemniveau. Een samenleving wordt vormgegeven door verschillende systemen: economie, cultuur, religie, wetgeving, taal, woonstede. Ik denk dat het economisch domein de meeste invloed kan hebben op hoe een individu en groepen zich kunnen gedragen. En als we het hebben over wat men in armoede kan doen. Het moet gaan over hoe onwelkom en ontoegankelijk de omgeving kan zijn voor mensen in armoede in plaats van alleen over wat die mensen zelf kunnen doen. De structurele ongelijkheid die in ons onderwijs is ingebakken, valt met name op door mensen voor wie studeren niet vanzelfsprekend is. En dat geldt dus ook voor andere beleids- en systeemkloven. Kijk naar mensen die hard werken maar helaas nét niet in aanmerking komen voor een sociale huurwoning – versus mensen met een uitkering en toeslagen ontvangen die hier makkelijker aanspraak op kunnen maken. Het zou dan ook goed zijn om beleid ook te laten vormen door ervaring met de praktijk van dat beleid. Een goed voorbeeld is dat studenten jarenlang de mogelijkheid hadden om te lenen. Ik snap dat niet: hoe kunnen we toestaan dat mensen die niet eens volwassen zijn, hoge schulden opbouwen als ze niet weten hoe ze met geld moeten omgaan of nog niet eens de arbeidsmarkt hebben betreden?
-
Bruggen slaan
Het leven wordt bepaald door kansen, en door gemiste kansen. En in een wereld waar steeds meer gesproken wordt over het tackelen van kansenongelijkheid (een stom woord), zal de vraag naar daden en interventies alleen maar toenemen. Hierin is kennis van echte ervaringen en van concrete voorbeelden waar maatschappelijke ongelijkheid voorkomt erg belangrijk. Milio’s verhaal komt daarom op het juiste moment. De vele verschillende situaties zijn zo in detail beschreven dat ze ook voor iemand met totaal andere ervaringen voor te stellen zijn. Mede hierom kan Milio’s verhaal heel verrijkend zijn voor mensen ‘uit de andere wereld’ dan armoede. En juist voor mensen die niet in een achtergestelde startpositie zijn opgegroeid en die eerstegeneratiestudenten op een effectieve manier willen ondersteunen.
Wat blijft het meest hangen? Milio’s verrijkende zelfinzicht. Milio heeft een hele optimistische, trouwe en attente indruk bij mij achtergelaten. Hij laat zien dat negatieve ervaringen en slecht nieuws kunnen omslaan in positieve energie en daden om anderen te empoweren, om anderen te motiveren het beste uit zichzelf te halen. Zo is Milio een hele goede docent in hart en nieren, en zou hij voor zijn studenten door het vuur gaan. Milio is, net als andere eerstegeneratiestudenten, een pionier. Deze pioniers overbruggen verschillende kloven op eigen houtje en brengen daarbij werelden samen. Dat moeten we koesteren in tijden van alsmaar groter wordende scheidslijnen in de samenleving. Het zijn de verbinders die we hard nodig hebben.
Misschien moet je iets lager mikken, een veelzijdige biografie, beschrijft verschillende situaties van het beklimmen van de sociale ladder en de uitdagingen in het navigeren tussen botsende leefwerelden. Door te schrijven reflecteert Milio van de Kamp op zijn jeugd, het zich nergens volledig thuis voelen, vervreemding van familie, inzinking, maar ook op persoonlijke erkenning van zijn uitdagingen en verbazingen. Milio is werkzaam als docent interdisciplinaire wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn levenspad is een voorbeeld van iemand die in armoede is opgegroeid en de sporen ervan nog steeds voelt. Mede hierom heb ik het boek met veel interesse gelezen. Sinds enkele jaren interesseer ik me meer in mijn achtergrond en ben ik ook benieuwd naar de ‘uitwerking’ van anderen die in armoede zijn opgegroeid. Armoede is een breed grip en de uitwerking ervan verschilt van persoon tot persoon. Ik wist al eerder dat Milio en ik vergelijkbare ervaringen hebben. Door dit boek heb ik meer respect voor Milio gekregen, want als geen ander weet ik ook hoe ongemakkelijk, confronterend en lastig het kan zijn om ervaringen helder op te schrijven zonder dat je je thuisfront wilt ‘bedriegen’. Als je schrijft, ga je namelijk het gesprek met jezelf aan.
Zelf groeide ik ook op in een gezin dat het financieel moeilijk had. Ik had zorgtaken en er was weinig aandacht voor persoonlijke ontwikkeling of hoe het bijvoorbeeld op school ging. Dat hier weinig aandacht voor was, is achteraf kijkend niet heel gek. Leven in armoede is meer dan alleen een gebrek aan geld. Armoede betekent ook een gebrek aan kennis en aan rust en ruimte om te kunnen nadenken, ook op de lange termijn. Armoede is een opeenstapeling van gemiste kansen. En bij het lezen van verhalen van mensen die in armoede zijn opgegroeid, stel ik mezelf vaak de vraag: hoe kan armoede nou werkelijk zo’n levenslange impact maken, ook als je die situatie overstijgt? En in welke situaties ervaar je de sporen hiervan?